Selecteer een pagina

OVEREENKOMST

TUSSEN DE REGERING VAN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK SINGAPORE TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING MET BETREKKING TOT BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN

 

De regering van het Groothertogdom Luxemburg en de regering van de Republiek Singapore,

Geleid door de wens een Overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen,]

Zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1

Betrokken personen

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een van de Overeenkomstsluitende Staten of van beide Overeenkomstsluitende Staten.

 

Artikel 2

Gedekte belastingen

  1. 1. Dit Verdrag is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een Verdragsluitende Staat of van de plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan.
  1. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, waaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken.
  1. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name:

(a) in Singapore:

(i) de inkomstenbelasting

(hierna “de belasting van Singapore” genoemd);

(b) in Luxemburg:

(i) de inkomstenbelasting op natuurlijke personen (l’impôt sur le revenu des personnes physiques);

(ii) de vennootschapsbelasting (l’impôt sur le revenu des collectivités);

(iii) de vermogensbelasting (l’impôt sur la fortune); en

(iv) de gemeentelijke bedrijfsbelasting (l’impôt commercial communal);

(hierna “Luxemburgse belasting” genoemd)

  1. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten doen elkaar mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die in hun belastingwetgeving zijn aangebracht.

 

Artikel 3

Algemene definities

  1. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt, tenzij de context anders vereist, verstaan onder (a) betekent de term “Singapore” de Republiek Singapore en omvat, wanneer gebruikt in geografische zin, haar landgebied, binnenwateren en territoriale zee, alsmede elk buiten de territoriale zee gelegen zeegebied dat krachtens haar nationale recht in overeenstemming met het internationale recht is of in de toekomst zou kunnen worden aangewezen als een gebied waarbinnen Singapore soevereine rechten of rechtsbevoegdheid kan uitoefenen met betrekking tot de zee, de zeebodem, de ondergrond en de natuurlijke rijkdommen;

(b) wordt met de term “Luxemburg” het Groothertogdom Luxemburg bedoeld en, wanneer deze term in geografische zin wordt gebruikt, het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg;

(c) de term “persoon” omvat een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;

(d) “vennootschap”: iedere rechtspersoon of entiteit die voor belastingdoeleinden met een rechtspersoon wordt gelijkgesteld;

(e) betekenen de uitdrukkingen “onderneming van een Verdragsluitende Staat” en “onderneming van de andere Verdragsluitende Staat” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een Verdragsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat;

(f) betekent de uitdrukking “internationaal verkeer” alle vervoer met een schip of luchtvaartuig geëxploiteerd door een onderneming van een Verdragsluitende Staat, behalve wanneer het schip of luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die in de andere Verdragsluitende Staat zijn gelegen;

(g) “bevoegde autoriteit”::

(i) in Singapore, de minister van Financiën of zijn gemachtigde vertegenwoordiger;

(ii) in Luxemburg, de minister van Financiën of zijn gemachtigde vertegenwoordiger;

(h) de uitdrukking “onderdaan”, met betrekking tot een Verdragsluitende Staat, betekent

(i) eenieder die de nationaliteit of het staatsburgerschap van die Verdragsluitende Staat bezit; en

(ii) alle rechtspersonen, vennootschappen of verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in die verdragsluitende staat van kracht is.

  1. Voor de toepassing van het Verdrag op enig moment door een Verdragsluitende Staat heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat moment heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, waarbij elke betekenis volgens de toepasselijke belastingwetgeving van die Staat prevaleert boven een betekenis die volgens andere wetgeving van die Staat aan die uitdrukking wordt gegeven.

 

Artikel 4

Inwoner

  1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking ‘inwoner van een Verdragsluitende Staat’ iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid, en omvat die uitdrukking mede die Staat en elk plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of staatsrechtelijk orgaan daarvan.
  1. 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Verdragsluitende Staten is, wordt zijn positie als volgt bepaald:

(a) hij wordt geacht slechts inwoner te zijn van de Staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

(b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de Staat waarin hij gewoonlijk verblijft;

(c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;

(d) in elk ander geval regelen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

  1. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Verdragsluitende Staten is, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen. Indien de plaats van feitelijk beheer niet kan worden vastgesteld, regelen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

 

Artikel 5

Permanente vestiging

  1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking “vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
  1. De term “vaste inrichting” omvat met name:

(a) een plaats van leiding;

(b) een tak;

(c) een kantoor;

(d) een fabriek;

(e) een workshop; en

(f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.

  1. De term “vaste inrichting” omvat ook:

(a) een bouwplaats, een constructie-, montage-, installatie- of baggerproject of daarmee verband houdende toezichthoudende activiteiten, maar alleen indien deze bouwplaats, dit project of deze activiteiten langer duren dan twaalf maanden;

(b) het verlenen van diensten, met inbegrip van diensten van adviseurs, door een onderneming van een Verdragsluitende Staat door middel van werknemers of ander personeel dat voor dat doel door de onderneming in dienst is genomen, maar alleen indien werkzaamheden van dien aard (voor hetzelfde of een daarmee samenhangend project) binnen de andere Verdragsluitende Staat worden voortgezet gedurende een tijdvak of tijdvakken die in een tijdvak van 15 maanden een totaal van 365 dagen te boven gaan.

  1. [Modified by paragraph 3 of Article 13 of the MLI] [Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking “vaste inrichting” geacht niet te omvatten:

    (a) het gebruik van inrichtingen uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;

    (b) het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;

    (c) het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend met het oog op de verwerking ervan door een andere onderneming;

    (d) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

    (e) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende aard is of het karakter van een hulpwerkzaamheid heeft;

    (f) de handhaving van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de onder a) tot en met e) genoemde werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van een hulpwerkzaamheid heeft].

    Het volgende lid 3 van artikel 13 van het MLI vervangt lid 4 van artikel 5 van deze overeenkomst:

    ARTIKEL 13 VAN DE MLI – KUNSTMATIGE ONTWIJKING VAN DE STATUS VAN VASTE INRICHTING DOOR MIDDEL VAN DE VRIJSTELLINGEN VOOR SPECIFIEKE ACTIVITEITEN

    (Optie B)

    Niettegenstaande [Article 5 of the Agreement], wordt de term “vaste inrichting” geacht niet te omvatten:

    1. a) de activiteiten die specifiek worden genoemd in [paragraph 4 of Article 5 of the Agreement] als werkzaamheden die niet als een vaste inrichting worden beschouwd, ongeacht of deze uitzondering op de status van vaste inrichting afhankelijk is van het feit of de werkzaamheid van voorbereidende aard is of het karakter van een hulpwerkzaamheid heeft, behalve voor zover [the provision] uitdrukkelijk bepaalt dat een specifieke activiteit niet als een vaste inrichting wordt beschouwd, mits de activiteit van voorbereidende aard is of het karakter van een hulpwerkzaamheid heeft;
    1. b) het aanhouden van een vaste bedrijfszetel, uitsluitend om voor de onderneming een niet in de alinea omschreven werkzaamheid uit te oefenen a), mits deze werkzaamheid van voorbereidende aard is of het karakter van een hulpwerkzaamheid heeft;
    1. c) het aanhouden van een vaste bedrijfszetel, uitsluitend voor een combinatie van de in de eerste alinea’s genoemde werkzaamheden a) en b), mits de totale activiteit van de vaste bedrijfsvestiging die uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van een hulpwerkzaamheid heeft.
    1. 5. Indien een persoon – niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger waarop het zesde lid van toepassing is – voor een onderneming werkzaam is, en een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in een Verdragsluitende Staat gewoonlijk uitoefent wordt die onderneming geacht in die Staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid, die, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken.
    1. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een Verdragsluitende Staat te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die Staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
    1. De enkele omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst, dat inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.

     

    Artikel 6

    Inkomsten uit onroerende goederen

    1. 1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat uit onroerende zaken (waaronder begrepen voordelen uit landbouw- of bosbedrijven) die in de andere Verdragsluitende Staat zijn gelegen mogen in die andere Staat worden belast.
    1. De uitdrukking “onroerend goed” heeft de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van de Verdragsluitende Staat waarin het desbetreffende goed is gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
    1. 2. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit het rechtstreekse gebruik, uit de verhuur of uit het gebruik in enige andere vorm van onroerende goederen.
    1. De bepalingen van het eerste en derde lid zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen die worden gebruikt voor het verrichten van zelfstandige arbeid.

     

    Artikel 7

    Bedrijfswinsten

    1. De voordelen van een onderneming van een Verdragsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Verdragsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
    1. 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van het derde lid worden, indien een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elk van de Verdragsluitende Staten aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.
    1. Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten – daaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten – die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
    1. Voor zover het in een Verdragsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen voordelen te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet het tweede lid die Verdragsluitende Staat niet de te belasten voordelen te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn, dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
    1. Er worden geen voordelen aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.
    1. Voor de toepassing van de voorgaande leden worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen voordelen van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.
    1. Indien in de voordelen bestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

     

    Artikel 8

    Scheepvaart en luchtvervoer

    1. Voordelen verkregen door een onderneming van een Verdragsluitende Staat uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts in die Staat belastbaar.
    1. 2. De bepalingen van lid 1 zijn eveneens van toepassing op voordelen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijke onderneming of een internationaal opererend agentschap.
    1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder voordelen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer mede verstaan:

    (a) voordelen uit de verhuur op basis van verhuur zonder bemanning van schepen of luchtvaartuigen;

    (b) winsten uit het gebruik, het onderhoud of de verhuur van containers (met inbegrip van aanhangwagens en aanverwante uitrusting voor containervervoer), die worden gebruikt voor het vervoer van goederen of koopwaar; en

    (c) interesten op gelden die verband houden met de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen; wanneer deze huur of dit gebruik, dit onderhoud of deze huur, of deze interesten, naar gelang van het geval, verband houden met de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer

    Artikel 9

    Geassocieerde ondernemingen

    1. Waar

    (a) een onderneming van een Verdragsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere Verdragsluitende Staat, of

    (b) dezelfde personen rechtstreeks of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van een Verdragsluitende Staat en een onderneming van de andere Verdragsluitende Staat,

    en in het ene of in het andere geval tussen de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd, die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die zonder deze voorwaarden zouden zijn opgekomen aan een van de ondernemingen, maar ten gevolge van die voorwaarden haar niet zijn opgekomen, worden begrepen in de voordelen van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

    1. [Vervangen door lid 1 van artikel 17 van het MLI] [Indien een Verdragsluitende Staat in de voordelen van een onderneming van die Staat voordelen begrijpt – en dienovereenkomstig belast – ter zake waarvan een onderneming van de andere Verdragsluitende Staat in die andere Staat in de belastingheffing is betrokken en deze voordelen bestaan uit voordelen welke de onderneming van de eerstgenoemde Staat zou hebben behaald indien tussen de beide ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, zal die andere Staat het bedrag aan belasting dat in die Staat over die overeengekomen voordelen is geheven, dienovereenkomstig aanpassen. Bij de vaststelling van deze aanpassing wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en plegen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten zo nodig met elkaar overleg.

      Het volgende lid 1 van artikel 17 van het MLI vervangt lid 2 van artikel 9 van deze overeenkomst:

      ARTIKEL 17 VAN DE MLI – OVEREENKOMSTIGE AANPASSINGEN

      Waar een [Contracting State] omvat in de winst van een onderneming van die [Contracting State] – en dienovereenkomstig belast – winst waarover een onderneming van de andere [Contracting State] aan belasting is onderworpen in die andere [Contracting State] en de aldus opgenomen winsten zijn winsten die de onderneming van de eerstgenoemde zou hebben behaald [Contracting State] indien tussen de twee ondernemingen voorwaarden zouden zijn overeengekomen die tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, dan zou die andere [Contracting State] het bedrag van de aldaar over die winst geheven belasting dienovereenkomstig aanpassen. Bij de vaststelling van deze aanpassing wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van [the Agreement] en plegen de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States] zo nodig onderling overleg.

       

      Artikel 10

      Dividenden

      1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, zijn, indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden is, slechts in die andere Staat belastbaar. Dit lid laat onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
      1. De uitdrukking ‘dividenden’, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten, met uitzondering van schuldvorderingen, die aanspraak geven op een aandeel in de winst, alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de wetgeving van de Staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing worden onderworpen als inkomsten uit aandelen.
      1. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
      1. Indien een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere Verdragsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere Staat of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van een in die andere Staat gevestigde vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van een aldaar gevestigd vast middelpunt behoort, noch de niet-uitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.

       

      Artikel 11

      Rente

      1. Interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en uiteindelijk eigendom van een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, is slechts in die andere Staat belastbaar.
      1. De uitdrukking “interest”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, daaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.
      1. 4. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
      1. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de betaler en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de betaler en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Overeenkomstsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

       

      Artikel 12

      Royalty’s

      1. 1. Royalty’s afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
      1. 2. Deze royalty’s mogen echter ook in de Verdragsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s een inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting 7 percent van het brutobedrag van de royalty’s niet overschrijden.
      1. De uitdrukking “royalty’s”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap – daaronder begrepen bioscoopfilms of films of geluidsbanden gebruikt voor radio- of televisieuitzendingen -, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
      1. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de royalty’s afkomstig zijn een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty’s worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
      1. Royalty’s worden geacht uit een Verdragsluitende Staat afkomstig te zijn indien zij worden betaald door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de royalty’s betaalt, of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de verplichting tot het betalen van de royalty’s was aangegaan, en deze royalty’s ten laste komen van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, worden deze royalty’s geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.
      1. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde royalty’s, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Overeenkomstsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

       

      Artikel 13

      Meerwaarden

      1. 1. Voordelen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat uit de vervreemding van onroerende zaken, zoals bedoeld in artikel 6 en die zijn gelegen in de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
      1. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat heeft, of van roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, waaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of met de gehele onderneming) of van het vaste middelpunt, mogen in die andere Staat worden belast.
      1. Voordelen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, of van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen of luchtvaartuigen, zijn slechts in die Staat belastbaar.
      1. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die bedoeld in de voorgaande leden van dit artikel zijn slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.

       

      Artikel 14

      Onafhankelijke persoonlijke diensten

      1. Voordelen verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van een Verdragsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, behalve onder de volgende omstandigheden waarin zodanige voordelen ook in de andere Verdragsluitende Staat mogen worden belast:

      (a) indien hij in de andere Verdragsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vast middelpunt beschikt; in dat geval mogen de voordelen slechts in zoverre zij aan dat vaste middelpunt kunnen worden toegerekend, in die andere Verdragsluitende Staat worden belast; of

      (b) indien hij in de andere Verdragsluitende Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in een tijdvak van 15 maanden een totaal van 365 dagen te boven gaan; in dat geval mogen de voordelen slechts in zoverre zij worden verkregen uit zijn in die andere Staat verrichte werkzaamheden, in die andere Staat worden belast.

      1. De term “professionele diensten” omvat met name zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.

      Artikel 15

      Afhankelijke persoonlijke diensten

      1. 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18 en 19 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere Verdragsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldus wordt uitgeoefend, mag het loon dat daaruit wordt verkregen in die andere Staat worden belast.
      1. 2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid is de beloning verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat ter zake van een in de andere Verdragsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien:

      (a) de ontvanger in de andere staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in een tijdvak van twaalf maanden beginnend of eindigend in het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan; en

      (b) de beloning wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is; en

      (c) de bezoldiging komt niet ten laste van een vaste inrichting die, of van een vast middelpunt dat de werkgever in de andere Staat heeft.

      1. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is de beloning verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd door een onderneming van een Verdragsluitende Staat, slechts in die Staat belastbaar. Indien de beloning echter afkomstig is van een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, mag zij ook in die andere Staat worden belast.

       

      Artikel 16

      Vergoedingen van bestuurders

      Directeursbeloningen en andere soortgelijke betalingen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer van een lichaam dat inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

       

      Artikel 17

      Artiesten en sporters

      1. 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15, mogen voordelen of inkomsten, verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat als artiest, zoals een toneelspeler, een film-, radio-, of televisieartiest of een musicus, of als sportbeoefenaar, uit zijn persoonlijke werkzaamheden die worden verricht in de andere Verdragsluitende Staat, worden belast in die andere Staat.
      1. Indien voordelen of inkomsten ter zake van of in verband met persoonlijke werkzaamheden die door een artiest of een sportbeoefenaar worden verricht, niet aan de artiest of sportbeoefenaar zelf toekomen, maar aan een andere persoon, mogen die voordelen of inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de Verdragsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht.
      1. 3. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op inkomsten verkregen uit werkzaamheden die in een Verdragsluitende Staat worden verricht door een artiest of een sportbeoefenaar indien het bezoek aan die Staat geheel of voornamelijk wordt bekostigd uit de openbare middelen van een of beide Verdragsluitende Staten of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen of staatsrechtelijke instellingen daarvan. In dat geval zijn de inkomsten slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waarvan de artiest of de sportbeoefenaar inwoner is.

       

      Artikel 18

      Pensioenen

      1. 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, tweede lid, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een Verdragsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.
      1. 2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid zijn pensioenen en andere uitkeringen krachtens een socialezekerheidsstelsel van een Verdragsluitende Staat slechts in die Staat belastbaar.
      1. 2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen (waaronder begrepen afkoopsommen) afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat slechts belastbaar in de eerstgenoemde Staat, mits deze betalingen afkomstig zijn uit bijdragen betaald aan of uit voorzieningen gedaan ingevolge een pensioenregeling door de genieter of namens hem en deze bijdragen, voorzieningen of de pensioenen of andere soortgelijke beloningen in de eerstgenoemde Staat volgens de gewone regels van zijn belastingwetgeving aan belasting zijn onderworpen.

       

      Artikel 19

      Overheidsdienst

      (a) Salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen betaald door een Verdragsluitende Staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of een staatsrechtelijk orgaan daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat publiekrechtelijk lichaam of orgaan, zijn slechts in die Staat belastbaar.

      (b) Deze salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen zijn echter slechts in de andere Verdragsluitende Staat belastbaar, indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner is van die Staat die:

      (i) onderdaan is van die staat, of

      (ii) niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die Staat is geworden.

      (a) Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door, een Verdragsluitende Staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of een staatsrechtelijk orgaan daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat publiekrechtelijk lichaam of orgaan, slechts in die Staat belastbaar.

      (b) Deze pensioenen en andere soortgelijke beloningen zijn echter slechts in de andere Verdragsluitende Staat belastbaar, indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.

      1. De bepalingen van de artikelen 15, 16, 17 en 18 zijn van toepassing op salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen ter zake van diensten, bewezen in het kader van een op winst gericht bedrijf, uitgeoefend door een Verdragsluitende Staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of een staatsrechtelijk orgaan daarvan.

       

      Artikel 20

      Studenten Betalingen

      die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, die inwoner is of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een Verdragsluitende Staat inwoner was van de andere Verdragsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, mits deze betalingen aan hem worden gedaan uit bronnen buiten die Staat.

      Artikel 21

      Overige inkomsten

      1. Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van dit Verdrag zijn behandeld, zijn slechts in die Staat belastbaar.
      1. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende zaken zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
      1. 3. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, mogen bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn behandeld en die uit de andere Overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, ook in die andere Staat worden belast.

       

      Artikel 22

      Kapitaal

      1. Vermogen bestaande uit onroerende zaken, zoals bedoeld in artikel 6, dat een inwoner van een Verdragsluitende Staat bezit en dat is gelegen in de andere Verdragsluitende Staat, mag in die andere Staat worden belast.
      1. Vermogen bestaande uit roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat heeft, of uit roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, mag in die andere Staat worden belast.
      1. Vermogen bestaande uit schepen en luchtvaartuigen die door een inwoner van een Verdragsluitende Staat in internationaal verkeer worden geëxploiteerd alsmede uit roerende goederen die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen en luchtvaartuigen, is slechts in die Staat belastbaar. 4. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een Verdragsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.

      Artikel 23

      Afschaffing van dubbele belasting

      1. In Singapore wordt dubbele belasting als volgt vermeden: Indien een inwoner van Singapore uit Luxemburg inkomsten verkrijgt die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Luxemburg mogen worden belast, verleent Singapore, met inachtneming van zijn wetgeving betreffende de verrekening van in een ander land dan Singapore verschuldigde belasting met belasting van Singapore, de in Luxemburg betaalde belasting, hetzij rechtstreeks, hetzij door inhouding, als een verrekening met de in Singapore verschuldigde belasting op de inkomsten van die inwoner. Indien deze inkomsten dividend zijn, betaald door een lichaam dat inwoner is van Luxemburg aan een inwoner van Singapore, die een lichaam is dat onmiddellijk of middellijk ten minste 10 percent bezit van het aandelenkapitaal van eerstgenoemd lichaam, wordt bij de verrekening rekening gehouden met de Luxemburgse belasting, betaald door dat lichaam over het gedeelte van zijn winst, waaruit het dividend is betaald.
      1. In Luxemburg wordt dubbele belasting als volgt vermeden: Behoudens de bepalingen van de Luxemburgse wet tot afschaffing van dubbele belasting, die geen afbreuk doen aan het algemene beginsel van deze bepaling, wordt dubbele belasting als volgt vermeden

      (a) Indien een inwoner van Luxemburg inkomsten verkrijgt of vermogensbestanddelen bezit die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Singapore mogen worden belast, zal Luxemburg, onder voorbehoud van de bepalingen van de volgende subparagrafen (b), (c) en (d) deze inkomsten of dit vermogen vrijstellen van belasting, maar mag, voor de berekening van het belastingbedrag over de overige inkomsten of het overige vermogen van de inwoner, dezelfde belastingtarieven toepassen als wanneer de inkomsten of het vermogen niet waren vrijgesteld.

      (b) Indien een inwoner van Luxemburg inkomsten verkrijgt die overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, artikel 17 en artikel 21, derde lid, in Singapore mogen worden belast, verleent Luxemburg een vermindering op de inkomstenbelasting voor natuurlijke personen of op de vennootschapsbelasting van die inwoner, tot een bedrag dat gelijk is aan de in Singapore betaalde belasting. Deze vermindering overschrijdt evenwel niet dat deel van de belasting, zoals deze berekend is vóór het verlenen van de vermindering, dat kan worden toegerekend aan deze bestanddelen van het inkomen, verkregen uit Singapore.

      (c) De bepalingen van letter a) zijn niet van toepassing op inkomen dat is verkregen door of vermogen dat in het bezit is van een inwoner van Luxemburg, indien Singapore de bepalingen van deze Overeenkomst toepast om dat inkomen of vermogen van belasting vrij te stellen of de bepalingen van artikel 12, tweede lid, toepast op dat inkomen.

      (d) Indien een lichaam dat inwoner is van Luxemburg, dividenden verkrijgt uit Singaporese bronnen, stelt Luxemburg deze dividenden vrij van belasting, op voorwaarde dat het lichaam dat inwoner is van Luxemburg, sinds het begin van het boekjaar rechtstreeks ten minste 10 percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt en dat dit lichaam in Singapore onderworpen is aan een inkomstenbelasting die overeenkomt met de Luxemburgse vennootschapsbelasting. De bovenvermelde aandelen in de vennootschap van Singapore zijn onder dezelfde voorwaarden vrijgesteld van de Luxemburgse vermogensbelasting. De vrijstelling ingevolge deze alinea is ook van toepassing niettegenstaande het feit dat de Singaporese vennootschap in Singapore van belasting is vrijgesteld of tegen een verlaagd tarief wordt belast in overeenstemming met de wetten van Singapore die voorzien in stimuleringsmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling in Singapore.

       

      Artikel 24

      Non-discriminatie

      1. Onderdanen van een Verdragsluitende Staat worden in de andere Verdragsluitende Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die andere Staat onder dezelfde omstandigheden, in het bijzonder ter zake van verblijf, zijn of kunnen worden onderworpen.
      1. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.
      1. Niets in dit artikel mag worden uitgelegd als zou het een Verdragsluitende Staat verplichten om aan:

      (a) inwoners van de andere verdragsluitende staat de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen voor belastingdoeleinden die hij aan zijn eigen inwoners verleent, of

      (b) aan onderdanen van de andere Verdragsluitende Staat de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen voor belastingdoeleinden, die deze Staat verleent aan zijn eigen onderdanen die geen inwoner zijn van die Staat of aan andere personen, die in de belastingwetgeving van die Staat nader kunnen worden omschreven.

      1. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, eerste lid, artikel 11, vierde lid, of artikel 12, zesde lid, van toepassing zijn, zijn interest, royalty’s en andere uitgaven, betaald door een onderneming van een Verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, bij de vaststelling van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat. Zo ook zijn alle schulden van een onderneming van een Verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat bij de vaststelling van het belastbare vermogen van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij waren aangegaan met een inwoner van de eerstbedoelde Staat.
      1. Ondernemingen van een Verdragsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere Verdragsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
      1. Wanneer een Verdragsluitende Staat aan zijn onderdanen fiscale voordelen toekent ter bevordering van de economische of sociale ontwikkeling overeenkomstig zijn nationaal beleid en zijn nationale criteria, mag zulks niet worden uitgelegd als discriminatie in de zin van dit artikel. 7. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op de belastingen die het onderwerp van deze Overeenkomst uitmaken.

       

      Artikel 25

      Procedure voor onderling overleg

      1. 1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een van de Verdragsluitende Staten of van beide Verdragsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Verdragsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of, indien zijn geval valt onder artikel 24, eerste lid, aan die van de Verdragsluitende Staat waarvan hij onderdaan is. De zaak moet worden voorgelegd binnen drie jaar na de eerste kennisgeving van de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst.
      1. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Staat te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met het Verdrag, te vermijden. Het bereikte akkoord wordt uitgevoerd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de verdragsluitende staten
      1. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen ter voorkoming van dubbele belasting in gevallen die niet in de Overeenkomst zijn geregeld.
      2. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde een overeenstemming in de zin van de voorgaande leden te bereiken

      Het volgende deel VI van het MLI is van toepassing op deze overeenkomst:12

      DEEL VI VAN DE MLI (ARBITRAGE)

      Artikel 19

      (Verplichte bindende arbitrage) van het MLI

      1. Waar:
      1. a) een persoon overeenkomstig [paragraph 1 of Article 25 of this Agreement] een zaak bij de bevoegde autoriteit van een [Contracting State] aanhangig heeft gemaakt op grond van het feit dat de maatregelen van een of beide van de [Contracting States] voor die persoon hebben geleid tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van [the Agreement]; en
      1. b) de bevoegde autoriteiten geen overeenstemming kunnen bereiken om die zaak op te lossen overeenkomstig [paragraph 2 of Article 25 of the Agreement]binnen een periode van twee jaar die ingaat op de in lid 8 of 9 bedoelde begindatum [of Article 19 of the MLI](tenzij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat vóór het verstrijken van die termijn [Contracting States] hebben ingestemd met een andere termijn met betrekking tot die zaak en de persoon die de zaak heeft voorgelegd van die instemming in kennis hebben gesteld),

      onopgeloste geschillen worden, indien de betrokkene daarom schriftelijk verzoekt, op de in [Part VI of the MLI] beschreven wijze aan arbitrage onderworpen volgens de regels of procedures die door de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States] zijn overeengekomen overeenkomstig de bepalingen van [paragraph 10 of Article 19 of the MLI].

      1. Wanneer een bevoegde autoriteit de in lid 1 bedoelde onderlingoverleg-procedure heeft opgeschort [of Article 19 of the MLI] omdat een zaak met betrekking tot een of meer van dezelfde kwesties bij een rechterlijke of administratieve instantie aanhangig is, de in lid 1, onder b), bepaalde termijn [of Article 19 of the MLI] stopt totdat de rechtbank of administratieve rechtbank een definitieve uitspraak heeft gedaan of totdat de zaak is geschorst of ingetrokken. Bovendien, wanneer een persoon die een zaak heeft voorgelegd en een bevoegde autoriteit zijn overeengekomen de onderlingoverleg-procedure op te schorten, stopt de in lid 1, onder b), [of Article 19 of the MLI] bedoelde termijn totdat de opschorting is opgeheven.
      1. Indien beide bevoegde autoriteiten het erover eens zijn dat een rechtstreeks bij de zaak betrokken persoon heeft nagelaten tijdig alle aanvullende essentiële informatie te verstrekken waarom door een van beide bevoegde autoriteiten na het begin van de in lid 1, onder b), bedoelde termijn was verzocht [of Article 19 of the MLI], de in lid 1, onder b), bepaalde periode [of Article 19 of the MLI] wordt verlengd met een periode die gelijk is aan de periode die ingaat op de datum waarop om de informatie is verzocht en eindigt op de datum waarop de informatie is verstrekt.
      1. a) De arbitrale beslissing met betrekking tot de aan arbitrage onderworpen kwesties wordt ten uitvoer gelegd door middel van de in lid 1 bedoelde onderlinge overeenstemming over de zaak [of Article 19 of the MLI]. De arbitrale uitspraak is definitief.
      1. b) De arbitrale uitspraak is bindend voor beide partijen [Contracting States], behalve in de volgende gevallen:
      1. i) indien een persoon die rechtstreeks door de zaak wordt geraakt, de onderlinge overeenkomst tot uitvoering van de arbitrale beslissing niet aanvaardt. In een dergelijk geval komt de zaak niet in aanmerking voor verdere behandeling door de bevoegde autoriteiten. De onderlinge overeenstemming die uitvoering geeft aan de arbitrale beslissing over de zaak wordt geacht niet te zijn aanvaard door een persoon die rechtstreeks door de zaak wordt getroffen indien een persoon die rechtstreeks door de zaak wordt getroffen niet binnen 60 dagen na de datum waarop de kennisgeving van de onderlinge overeenstemming aan de persoon is verzonden, alle in de onderlinge overeenstemming die uitvoering geeft aan de arbitrale beslissing opgeloste kwesties aan behandeling door een rechterlijke of administratieve instantie onttrekt of anderszins een einde maakt aan lopende rechterlijke of administratieve procedures met betrekking tot dergelijke kwesties op een wijze die in overeenstemming is met die onderlinge overeenstemming.
      1. ii) indien een definitieve beslissing van de rechtbanken van een van de [Contracting States] de arbitrale beslissing ongeldig verklaart. In dat geval wordt het verzoek tot arbitrage overeenkomstig lid 1 [of Article 19 of the MLI] geacht niet te zijn ingediend en wordt de arbitrageprocedure geacht niet te hebben plaatsgevonden (behalve voor de toepassing van de artikelen 21 (Vertrouwelijkheid van de arbitrageprocedure) en 25 (Kosten van de arbitrageprocedure) [of the MLI]). In een dergelijk geval kan een nieuw verzoek om arbitrage worden ingediend, tenzij de bevoegde autoriteiten overeenkomen dat een dergelijk nieuw verzoek niet moet worden toegestaan.

      iii) indien een rechtstreeks door de zaak getroffen persoon bij een rechterlijke of administratieve instantie een procedure aanhangig maakt over de aangelegenheden die in de wederzijdse overeenkomst ter uitvoering van de arbitrale uitspraak zijn geregeld.

      1. De bevoegde autoriteit die het oorspronkelijke verzoek om een onderlingoverlegprocedure als bedoeld in lid 1, onder a), heeft ontvangen ( [of Article 19 of the MLI] ), dient binnen twee kalendermaanden na ontvangst van het verzoek
      1. a) zij zendt de persoon die de zaak heeft voorgelegd, een kennisgeving dat zij het verzoek heeft ontvangen; en
      1. b) zendt een kennisgeving van dit verzoek, samen met een afschrift van het verzoek, aan de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat [Contracting State].
      1. Binnen drie kalendermaanden na ontvangst door een bevoegde autoriteit van het verzoek om een onderlingoverlegprocedure (of een afschrift daarvan van de bevoegde autoriteit van de andere [Contracting State]) dient zij
      1. a) de persoon die de zaak heeft voorgelegd en de andere bevoegde autoriteit ervan in kennis te stellen dat zij de informatie heeft ontvangen die nodig is om de zaak ten gronde te onderzoeken; of
      1. b) die persoon te dien einde om aanvullende informatie te verzoeken.
      1. Wanneer krachtens lid 6, onder b) [of Article 19 of the MLI]een of beide bevoegde autoriteiten de persoon die de zaak heeft voorgelegd, om aanvullende informatie hebben verzocht die nodig is om de zaak inhoudelijk te behandelen, stelt de bevoegde autoriteit die om de aanvullende informatie heeft verzocht, binnen drie kalendermaanden na ontvangst van de aanvullende informatie van die persoon, die persoon en de andere bevoegde autoriteit in kennis van het volgende
      1. a) dat zij de gevraagde informatie heeft ontvangen; of
      2. b) dat een deel van de gevraagde informatie nog ontbreekt.
      1. Wanneer geen van de bevoegde autoriteiten overeenkomstig lid 6, onder b), [of Article 19 of the MLI] om aanvullende informatie heeft verzocht, is de in lid 1 [of Article 19 of the MLI] bedoelde aanvangsdatum de vroegste van de volgende twee data:
      1. a) de datum waarop beide bevoegde autoriteiten de persoon die het geval overeenkomstig lid 6, onder a), heeft voorgelegd, in kennis hebben gesteld [of Article 19 of the MLI]; en
      1. b) de datum die drie kalendermaanden later valt dan de kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van de andere [Contracting State] overeenkomstig lid 5, onder b) [of Article 19 of the MLI].
      1. Wanneer overeenkomstig lid 6, onder b), [of Article 19 of the MLI] om aanvullende informatie is verzocht, is de in lid 1 [of Article 19 of the MLI] bedoelde aanvangsdatum de vroegste van de volgende twee data:
      1. a) de laatste datum waarop de bevoegde autoriteiten die om aanvullende informatie hebben verzocht, de persoon die de zaak heeft voorgelegd en de andere bevoegde autoriteit overeenkomstig lid 7, onder a), in kennis hebben gesteld [of Article 19 of the MLI]; en
      1. b) de datum drie kalendermaanden nadat beide bevoegde autoriteiten alle informatie hebben ontvangen die een van beide bevoegde autoriteiten heeft gevraagd van de persoon die de zaak heeft voorgelegd.

      Indien echter één of beide bevoegde autoriteiten de in lid 7, onder b), bedoelde kennisgeving toezenden [of Article 19 of the MLI], wordt deze kennisgeving behandeld als een verzoek om aanvullende informatie overeenkomstig lid 6, onder b), [of Article 19 of the MLI].

      1. De bevoegde autoriteiten van de [Contracting States] regelen in onderlinge overeenstemming overeenkomstig [Article 25 of the Agreement] de wijze van toepassing van de bepalingen van [Part VI of the MLI], met inbegrip van de minimuminformatie die elk van de bevoegde autoriteiten nodig heeft om de zaak ten gronde te bestuderen. Een dergelijke overeenkomst wordt gesloten vóór de datum waarop onopgeloste problemen in een zaak voor het eerst in aanmerking komen voor arbitrage en kan nadien van tijd tot tijd worden gewijzigd
      1. Niettegenstaande de overige bepalingen van [Article 19 of the MLI],
      1. a) onopgeloste vraagstukken die voortvloeien uit een procedure voor onderling overleg en die anderszins onder de werkingssfeer van de arbitrageprocedure van [the MLI] vallen, worden niet aan arbitrage onderworpen indien dienaangaande reeds een beslissing is genomen door een rechterlijke instantie of een administratieve rechtbank van één van beide partijen [Contracting State]. b) onopgeloste vraagstukken die voortvloeien uit een procedure voor onderling overleg en die anderszins onder de werkingssfeer van de arbitrageprocedure van vallen, worden niet aan arbitrage onderworpen
      1. b) indien op enig tijdstip nadat een verzoek om arbitrage is ingediend en voordat het arbitragepanel zijn beslissing aan de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States] heeft medegedeeld, een rechterlijke of administratieve instantie van een van de [Contracting States] een beslissing over de aangelegenheid neemt, wordt de arbitrageprocedure beëindigd.

      Artikel 20

      (Benoeming van scheidsrechters) van het MLI

      1. Tenzij de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States] onderling andere regels overeenkomen, zijn de leden 2 tot en met 4 [of Article 20 of the MLI] van toepassing voor de doeleinden van [Part VI of the MLI].
      1. De volgende regels zijn van toepassing op de benoeming van de leden van een arbitragepanel:
      1. a) Het arbitragepanel bestaat uit drie afzonderlijke leden met deskundigheid of ervaring op het gebied van internationale belastingaangelegenheden.
      1. b) Elke bevoegde autoriteit wijst binnen 60 dagen na de datum van het verzoek om arbitrage overeenkomstig artikel 19, lid 1, [of the MLI] een lid met één panel aan. De twee aldus benoemde panelleden benoemen binnen 60 dagen na hun benoeming een derde lid, dat als voorzitter van het arbitragepanel fungeert. De voorzitter mag geen onderdaan of ingezetene zijn van [Contracting State].
      1. c) Elk lid van het arbitragepanel moet onpartijdig zijn en onafhankelijk van de bevoegde autoriteiten, de belastingdiensten en de ministeries van Financiën van de [Contracting States] en van alle personen die rechtstreeks bij de zaak betrokken zijn (alsmede hun adviseurs) op het tijdstip van aanvaarding van een benoeming, zijn of haar onpartijdigheid en onafhankelijkheid gedurende de gehele procedure bewaren en gedurende een redelijke periode daarna elk gedrag vermijden dat de schijn van onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de arbiters met betrekking tot de procedure kan schaden.
      1. In het geval dat de bevoegde autoriteit van een [Contracting State] nalaat een lid van het arbitragepanel aan te wijzen op de wijze en binnen de termijnen als bedoeld in lid 2 [of Article 20 of the MLI] of goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States]wordt namens die bevoegde autoriteit een lid aangewezen door de hoogste ambtenaar van het Centrum voor belastingbeleid en -administratie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, die geen onderdaan is van [Contracting State].
      1. Indien de twee oorspronkelijke leden van het arbitragepanel nalaten de voorzitter aan te wijzen op de wijze en binnen de termijnen als gespecificeerd in lid 2 [of Article 20 of the MLI] of goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States]wordt de voorzitter benoemd door de hoogstgeplaatste ambtenaar van het Centrum voor belastingbeleid en -administratie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling die geen onderdaan is van [Contracting State].

      Artikel 21

      (Vertrouwelijkheid van arbitrageprocedures) van het MLI

      1. Uitsluitend met het oog op de toepassing van de bepalingen van [Part VI of the MLI] en van de bepalingen van [the Agreement] en van de nationale wetten van de [Contracting States] in verband met de uitwisseling van informatie, vertrouwelijkheid en administratieve bijstand, worden de leden van het arbitragepanel en ten hoogste drie personeelsleden per lid (en aspirant-arbiters uitsluitend voor zover noodzakelijk om na te gaan of zij in staat zijn aan de eisen van arbiters te voldoen) beschouwd als personen of autoriteiten aan wie de informatie mag worden verstrekt. Door het arbitragepanel of toekomstige arbiters ontvangen informatie en informatie die de bevoegde autoriteiten van het arbitragepanel ontvangen, worden beschouwd als informatie die wordt uitgewisseld in het kader van de bepalingen van [the Agreement] betreffende de uitwisseling van informatie en administratieve bijstand.
      1. De bevoegde autoriteiten van de [Contracting States] zorgt ervoor dat de leden van het arbitragepanel en hun personeel, alvorens in een arbitrageprocedure op te treden, schriftelijk overeenkomen dat zij informatie over de arbitrageprocedure in overeenstemming met de verplichtingen inzake vertrouwelijkheid en geheimhouding uit hoofde van de bepalingen van [the Agreement] in verband met de uitwisseling van informatie en administratieve bijstand en uit hoofde van de toepasselijke wetgeving van de [Contracting States].

      Artikel 22

      (Beslechting van een zaak voorafgaand aan de afsluiting van de arbitrage) van het MLI

      Voor de toepassing van [Part VI of the MLI] en de bepalingen van [the Agreement] die voorzien in beslechting van zaken in onderling overleg, eindigt de procedure voor onderling overleg, alsmede de arbitrageprocedure, met betrekking tot een zaak indien, op enig moment nadat een verzoek om arbitrage is ingediend en voordat het arbitragepanel zijn beslissing heeft medegedeeld aan de bevoegde autoriteiten van het [Contracting States]:

      1. a) de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States] in onderling overleg een oplossing voor de zaak vinden; of
      1. b) de persoon die de zaak heeft voorgelegd, het verzoek om arbitrage of het verzoek om een procedure van onderling overleg intrekt.

      Artikel 23

      (Type arbitrageprocedure) van het MLI

      Arbitrage eindbod

      1. Tenzij de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States] onderling afwijkende regels overeenkomen, zijn de volgende regels van toepassing op een arbitrageprocedure overeenkomstig [Part VI of the MLI]:
      1. a) Nadat een zaak aan arbitrage is onderworpen, neemt de bevoegde autoriteit van elke [Contracting State] legt het arbitragepanel voor een in onderling overleg vastgestelde datum een voorstel voor een oplossing voor waarin alle onopgeloste problemen in de zaak worden geregeld (rekening houdend met alle eerder in de zaak bereikte akkoorden tussen de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States]). De voorgestelde resolutie blijft beperkt tot een bepaling van specifieke geldbedragen (bijvoorbeeld van inkomsten of uitgaven) of, indien gespecificeerd, het maximale belastingtarief dat wordt geheven krachtens [the Agreement], voor elke correctie of soortgelijke kwestie in de zaak. In een geval waarin de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States] geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over een vraagstuk betreffende de voorwaarden voor de toepassing van een bepaling van [the Agreement] (hierna “drempelvraag” genoemd), zoals de vraag of een persoon ingezetene is dan wel of er sprake is van een vaste inrichting, kunnen de bevoegde autoriteiten alternatieve oplossingsvoorstellen indienen met betrekking tot vraagstukken waarvan de vaststelling afhangt van de oplossing van dergelijke drempelvragen.
      1. b) De bevoegde autoriteit van elke [Contracting State] kan ook een ondersteunende standpuntnota ter bestudering aan het arbitragepanel voorleggen. Elke bevoegde autoriteit die een ontwerpresolutie of ondersteunende standpuntnota indient, verstrekt een kopie aan de andere bevoegde autoriteit vóór de datum waarop de ontwerpresolutie en de ondersteunende standpuntnota moesten worden ingediend. Elke bevoegde autoriteit kan het arbitragepanel voor een in onderling overleg vastgestelde datum ook een antwoord voorleggen met betrekking tot de voorgestelde resolutie en de ondersteunende standpuntnota die door de andere bevoegde autoriteit zijn ingediend. Een kopie van elk ingediend antwoord wordt uiterlijk op de datum waarop het antwoord had moeten worden ingediend, aan de andere bevoegde autoriteit verstrekt.
      1. c) Het arbitragepanel kiest als beslissing een van de voorgestelde oplossingen voor de zaak die door de bevoegde autoriteiten met betrekking tot elk vraagstuk en eventuele drempelvragen zijn voorgelegd, en neemt geen motivering of andere toelichting van de beslissing op. De beslissing van het arbitragepanel wordt genomen met eenvoudige meerderheid van stemmen van de leden van het panel. Het arbitragepanel legt zijn beslissing schriftelijk voor aan de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States]. De arbitrale uitspraak heeft geen precedentwaarde.
      1. Vóór de aanvang van de arbitrageprocedure moeten de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States] ziet erop toe dat alle personen die de zaak hebben voorgelegd en hun adviseurs schriftelijk overeenkomen dat zij informatie die zij in de loop van de arbitrageprocedure van een bevoegde autoriteit of het arbitragepanel hebben ontvangen, niet aan anderen bekend zullen maken. De procedure voor onderling overleg in het kader van [the Agreement]alsmede de arbitrageprocedure op grond van [Part VI of the MLI], met betrekking tot de zaak wordt beëindigd indien, op enig moment nadat een verzoek om arbitrage is ingediend en voordat het arbitragepanel zijn beslissing aan de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States]een persoon die de zaak heeft voorgelegd of een van de adviseurs van die persoon pleegt een wezenlijke inbreuk op die overeenkomst

      Artikel 25

      (Kosten van arbitrageprocedures) van het MLI

      In een arbitrageprocedure op grond van [Part VI of the MLI] komen de honoraria en de kosten van de leden van het arbitragepanel, alsmede alle door de [Contracting States] in verband met de arbitrageprocedure gemaakte kosten, ten laste van de [Contracting States], op een wijze die in onderling overleg door de bevoegde autoriteiten van de [Contracting States] wordt vastgesteld. Bij gebreke van een dergelijke overeenkomst draagt elk van de [Contracting State] zijn eigen kosten en die van het door hem aangewezen panellid. De kosten van de voorzitter van het arbitragepanel en de andere kosten in verband met het verloop van de arbitrageprocedure worden in gelijke delen gedragen door de [Contracting States]. De leden 2 en 3 van artikel 26 (Verenigbaarheid) van het MLI

      1. Alle onopgeloste geschillen die voortvloeien uit een procedure voor onderling overleg en die anderszins onder de werkingssfeer vallen van de arbitrageprocedure waarin is voorzien bij [Part VI of the MLI] niet aan arbitrage worden onderworpen indien de kwestie valt binnen het bestek van een zaak waarvoor eerder een arbitragepanel of soortgelijke instantie is ingesteld overeenkomstig een bilateraal of multilateraal verdrag dat voorziet in verplichte bindende arbitrage van onopgeloste geschillen die voortvloeien uit een zaak van een onderlingoverlegprocedure.
      1. [Nothing] in [Part VI of the MLI] doet afbreuk aan de nakoming van ruimere verplichtingen met betrekking tot de arbitrage van onopgeloste vraagstukken die rijzen in het kader van een onderlingoverlegprocedure die voortvloeit uit andere verdragen waarbij de [Contracting States] partij zijn of zullen worden. Artikel 28, lid 2, onder a), van het MLI

      Overeenkomstig artikel 28, lid 2, onder a), van het MLI maakt Singapore de volgende voorbehouden met betrekking tot de draagwijdte van de gevallen die in aanmerking komen voor arbitrage op grond van de bepalingen van deel VI van het MLI:

      1. a) De Republiek Singapore behoudt zich het recht voor om gevallen die betrekking hebben op de toepassing van haar nationale algemene anti-ontwijkingsregels vervat in afdeling 33 van de wet op de inkomstenbelasting, jurisprudentie of rechtsleer, uit te sluiten van de werkingssfeer van deel VI (Arbitrage). Alle latere bepalingen ter vervanging, wijziging of actualisering van deze anti-ontwijkingsregels zouden eveneens worden begrepen. De Republiek Singapore stelt de depositaris van dergelijke latere bepalingen in kennis.
      1. b) Wanneer een voorbehoud van de andere overeenkomstsluitende jurisdictie bij een overeenkomst inzake gedekte belastingen overeenkomstig artikel 28, lid 2, onder a), uitsluitend verwijst naar haar nationale recht (met inbegrip van wettelijke bepalingen, jurisprudentie, rechtsleer en sancties), behoudt de Republiek Singapore zich het recht voor om de gevallen die van de werkingssfeer van deel VI zouden zijn uitgesloten indien het voorbehoud van de andere overeenkomstsluitende jurisdictie zou zijn geformuleerd onder verwijzing naar analoge bepalingen van het nationale recht van de Republiek Singapore of eventuele latere bepalingen die deze bepalingen vervangen, wijzigen of actualiseren, uit te sluiten van de werkingssfeer van deel VI. De bevoegde autoriteit van de Republiek Singapore zal met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende rechtsmacht overleg plegen om dergelijke analoge bepalingen in het interne recht van de Republiek Singapore te vermelden in de overeenkomst die ingevolge artikel 19, lid 10, wordt gesloten

      Artikel 26

      Uitwisseling van informatie

      1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten wisselen zodanige inlichtingen uit als naar verwachting van belang zijn voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag of voor de administratie of de handhaving van de nationale wetgeving met betrekking tot de belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de Verdragsluitende Staten of van hun plaatselijke publiekrechtelijke lichamen, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met het Verdrag. De uitwisseling van informatie wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.
      1. Alle ingevolge het eerste lid door een Verdragsluitende Staat ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die volgens de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarnaar in het eerste lid wordt verwezen, of bij het toezicht op het vorenstaande. Deze personen of autoriteiten mogen de informatie alleen voor deze doeleinden gebruiken. Zij mogen de informatie bekendmaken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.
      1. In geen geval worden de bepalingen van het eerste en tweede lid aldus uitgelegd, dat zij een Verdragsluitende Staat de verplichting opleggen:

      (a) administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere Verdragsluitende Staat;

      (b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn krachtens de wetgeving of in de normale gang van zaken in de administratie van die of van de andere Verdragsluitende Staat;

      (c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde (ordre public).

      1. Indien een Verdragsluitende Staat overeenkomstig dit artikel om inlichtingen verzoekt, wendt de andere Verdragsluitende Staat zijn maatregelen tot het verzamelen van inlichtingen aan om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen, ook al heeft die andere Staat deze inlichtingen wellicht niet nodig voor zijn eigen belastingdoeleinden. De in de voorgaande zin vervatte verplichting is onderworpen aan de beperkingen van het derde lid, maar deze beperkingen mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat zij een Verdragsluitende Staat toestaan te weigeren inlichtingen te verstrekken uitsluitend omdat hij geen binnenlands belang bij die inlichtingen heeft.
      1. 4. In geen geval worden de bepalingen van lid 3 zo uitgelegd dat zij een Verdragsluitende Staat toestaan te weigeren inlichtingen te verstrekken uitsluitend omdat de inlichtingen berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreedt, of omdat de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.

      Artikel 27

      Leden van diplomatieke missies en consulaire posten

      De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke vertegenwoordigingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regels van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.

      Het volgende lid 1 van artikel 7 van het MLI is van toepassing en vervangt de bepalingen van deze overeenkomst:

      ARTIKEL 7 VAN DE MLI – VOORKOMING VAN MISBRUIK VAN VERDRAGEN

      (Voornaamste doeleinden testbepaling)

      Niettegenstaande de bepalingen van [the Agreement], wordt een uitkering uit hoofde van [the Agreement] wordt geen voordeel toegekend met betrekking tot een inkomens- of vermogensbestanddeel indien, alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat het verkrijgen van dat voordeel een van de hoofddoelen was van een regeling of transactie die direct of indirect tot dat voordeel heeft geleid, tenzij wordt vastgesteld dat het toekennen van dat voordeel in deze omstandigheden in overeenstemming zou zijn met het doel en de strekking van de relevante bepalingen van [the Agreement].

      Het volgende lid 4 van artikel 7 van het MLI is van toepassing op lid 1 van artikel 7 van het MLI:

      Wanneer een uitkering onder [the Agreement] wordt geweigerd aan een persoon onder [paragraph 1 of Article 7 of the MLI], zal de bevoegde autoriteit van de [Contracting State] die deze uitkering anders zou hebben toegekend, die persoon toch als gerechtigd tot deze uitkering of tot verschillende uitkeringen met betrekking tot een bepaalde inkomens- of vermogensbestanddeel beschouwen, indien die bevoegde autoriteit, op verzoek van die persoon en na afweging van de relevante feiten en omstandigheden, vaststelt dat die uitkeringen aan die persoon zouden zijn toegekend zonder de transactie of regeling als bedoeld in [paragraph 1 of Article 7 of the MLI]. De bevoegde autoriteit van de [Contracting State] waaraan een ingezetene van de andere [Contracting State] krachtens dit lid een verzoek heeft gericht, raadpleegt de bevoegde autoriteit van die andere [Contracting State] alvorens het verzoek af te wijzen.

      Artikel 28

      Inwerkingtreding

      1. De Overeenkomstsluitende Staten delen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk mede, dat de door hun wetgeving vereiste procedures voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn vervuld.
      1. De overeenkomst treedt in werking op de datum van de laatste van deze kennisgevingen en de bepalingen ervan zijn van kracht:

      (a) in Singapore:

      (i) met betrekking tot aan de bron geheven belastingen op bedragen die moeten worden betaald, geacht worden te zijn betaald, of (indien dit eerder is) zijn betaald op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de Overeenkomst in werking treedt;

      (ii) met betrekking tot belasting die verschuldigd is (andere dan aan de bron ingehouden belastingen) voor enig aanslagjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het tweede kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de Overeenkomst in werking treedt; en

      (iii) met betrekking tot artikel 26, voor verzoeken die op of na de datum van inwerkingtreding worden ingediend inzake inlichtingen over belastingen die betrekking hebben op belastingtijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst; of, indien er geen belastingtijdvak is, voor alle belastingen die verschuldigd worden op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst;

      (b) in Luxemburg:

      (i) met betrekking tot aan de bron geheven belastingen, op inkomsten die verkregen zijn op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de Overeenkomst in werking treedt;

      (ii) met betrekking tot andere belastingen naar het inkomen en belastingen naar het vermogen, op belastingen die verschuldigd zijn voor enig belastingjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de Overeenkomst in werking treedt;

      (iii) met betrekking tot artikel 26, voor verzoeken die op of na de datum van inwerkingtreding worden ingediend inzake inlichtingen over belastingen die betrekking hebben op belastingtijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst; of, indien er geen belastingtijdvak is, voor alle belastingen die verschuldigd worden op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst.

      1. 1. De Overeenkomst tussen de Republiek Singapore en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol, getekend op 6 maart 1993, wordt beëindigd en houdt op van toepassing te zijn met ingang van de datum waarop deze Overeenkomst van kracht wordt met betrekking tot de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is in overeenstemming met de bepalingen van het tweede lid van dit artikel.
      1. 4. Niettegenstaande lid 3, blijven de bepalingen van artikel 23, lid 1, onder c), van de op 6 maart 1993 ondertekende Overeenkomst tussen de Republiek Singapore en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol, van toepassing gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum waarop deze Overeenkomst van kracht wordt.

      Artikel 29

      Beëindiging

      Deze overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een overeenkomstsluitende Staat wordt beëindigd. Elk van de Overeenkomstsluitende Staten kan de Overeenkomst langs diplomatieke weg beëindigen door ten minste zes maanden voor het einde van enig kalenderjaar dat aanvangt na het verstrijken van een tijdvak van vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst een kennisgeving van beëindiging te zenden. In dat geval houdt de Overeenkomst op van kracht te zijn:

      (a) in Singapore

      (i) met betrekking tot aan de bron geheven belastingen op bedragen die moeten worden betaald, geacht worden te zijn betaald of zijn betaald (naar gelang welke datum de vroegste is) na het einde van dat kalenderjaar waarin de kennisgeving is gedaan;

      (ii) met betrekking tot belasting die verschuldigd is (andere dan aan de bron ingehouden belastingen) voor enig aanslagjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het tweede kalenderjaar volgende op het jaar waarin de kennisgeving is gedaan; en

      (iii) in alle andere gevallen, na afloop van het kalenderjaar waarin de kennisgeving is gedaan;

      (b) in Luxemburg:

      (i) met betrekking tot aan de bron geheven belastingen, op inkomsten die zijn verkregen op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de kennisgeving is gedaan;

      (ii) met betrekking tot andere belastingen naar het inkomen en belastingen naar het vermogen, op belastingen die verschuldigd zijn voor enig belastingjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de kennisgeving is gedaan; en

      (iii) in alle andere gevallen, na afloop van het kalenderjaar waarin de kennisgeving is gedaan.

Wilt u meer weten over LUXEMBURG met Damalion?

Damalion biedt u advies op maat door direct operationele experts op de gebieden die een uitdaging vormen voor uw bedrijf.
Wij raden u aan zo goed mogelijk informatie te geven, zodat wij uw aanvraag kunnen kwalificeren en binnen de volgende 8 uur contact met u kunnen opnemen.