Selecteer een pagina

CONVENTIE

tussen het Groothertogdom Luxemburg en de Federale Republiek Brazilië tot het vermijden van voorkoming van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen.

Het Groothertogdom Luxemburg en de Federale Republiek Brazilië, geleid door de wens tot het sluiten van een Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen,

hebben overeenstemming bereikt over de volgende bepalingen:

Artikel 1

Gedekte personen

  1. Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van ́ een Verdragsluitende Staat of van elk van beide Staten.
  1. Het is wel te verstaan dat het Verdrag niet van toepassing is op de inkomsten of het vermogen van holin Luxemburg gevestigde ondernemingen die bijzondere belastingvoordelen genieten uit hoofde van de vigerende Luxemburgse wetgeving of uit hoofde van de de geldende Luxemburgse wet of enige andere soortgelijke wet die in Luxemburg van kracht kan worden na de ondertekening van het Verdrag, noch op het inkomen dat een ingezetene van Brazilië uit dergelijke vennootschappen verkrijgt, noch op de deelnemingen van die ingezetenen in dergelijke vennootschappen.

Artikel 2

Gedekte belastingen

  1. De huidige belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn:

(a) wat het Groothertogdom Luxemburg betreft:

– inkomstenbelasting;

– belasting op het inkomen van gemeenschappen;

– speciale belasting op vergoedingen;

– belasting op rijkdom;

– gemeentelijke bedrijfsbelasting na de winst en het kapitaal van ́exploitatie;

– belasting op de totale lonen;

– belasting op het eigendom;

(hierna “Luxemburgse belasting” genoemd);

(b) in het geval van de Federale Republiek Brazilië:

– federale belasting op inkomsten en winsten van welke aard ook, met uitzondering van l ́ belasting op

Overtollige transfers en activiteiten van minder belang;

(hierna “Braziliaanse belasting” genoemd).

  1. De Overeenkomst is ook van toepassing op toekomstige belastingen van gelijke of gelijksoortige aard die bij de huidige belastingen worden geheven of daarvoor in de plaats treden.

Artikel 3

Algemene definities

  1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt, tenzij de context anders vereist, verstaan onder

(a) de term “Brazilië” betekent de Federale Republiek Brazilië;

(b) wordt met de term “Luxemburg” het Groothertogdom Luxemburg bedoeld;

(c) betekenen de termen “een Verdragsluitende Staat” en “een andere Verdragsluitende Staat”, al naar de context vereist, Luxemburg of Brazilië;

(d) de term “persoon” omvat personen, vennootschappen en alle andere groepen van personen;

(e) “vennootschap”: iedere rechtspersoon of entiteit die voor belastingdoeleinden als vennootschap wordt aangemerkt; en

(f) betekenen de uitdrukkingen “onderneming van een Verdragsluitende Staat” en “onderneming van de ́andere Verdragsluitende Staat” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een Verdragsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat;

(g) “onderdanen”::

I ) alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een verdragsluitende staat bezitten;

II) alle rechtspersonen, vennootschappen en verenigingen die in overeenstemming met de in een verdragsluitende staat geldende wetgeving zijn opgericht;

III) alle rechtspersonen, vennootschappen en verenigingen die in overeenstemming met de in een verdragsluitende staat geldende wetgeving zijn opgericht.

(h) betekent de uitdrukking “internationaal verkeer” alle vervoer met een schip of luchtvaartuig, geëxploiteerd door een onderneming waarvan de plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat is gelegen, behalve wanneer het schip of luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen punten in de andere overeenkomstsluitende Staat;l ́met de uitdrukking “bevoegde autoriteit” wordt bedoeld

I) in Brazilië:

De Minister van Financiën, de Secretaris van de Federale Overheidsinkomsten of hun vertegenwoordigers;

II) in Luxemburg:

De minister van Financiën of zijn naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger.

  1. Voor de toepassing van het Verdrag door een Verdragsluitende Staat heeft elke niet anders omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen die het onderwerp van het Verdrag uitmaken, tenzij de uitdrukking ‘belasting’ in het Verdrag is omschreven.

Artikel 4

Fiscaal domicilie

  1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking ‘inwoner van een Verdragsluitende Staat’ iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, in die Staat aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid.
  1. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van het eerste lid geacht wordt inwoner van elk van de Verdragsluitende Staten te zijn, wordt de aangelegenheid geregeld volgens de volgende regels:

(a) Deze persoon wordt geacht inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waar hij zijn woonplaats heeft. Indien zij in elk van de Verdragsluitende Staten een duurzaam tehuis heeft, wordt zij geacht inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waarmede haar persoonlijke en economische banden het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

(b) Indien de ́-Verdragsluitende Staat waar deze persoon het centrum van zijn levensbelangen heeft niet kan worden vastgesteld, of indien die ́-Verdragsluitende Staat niet is ontgonnen, of indien ́ hij in geen van de Verdragsluitende Staten een duurzaam tehuis heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waar hij gewoonlijk verblijft;

(c) Indien deze persoon gewoonlijk verblijft in elk van de Verdragsluitende Staten of niet gewoonlijk verblijft in een van beide, wordt hij geacht inwoner te zijn van de ́Contracterende Staat Verdragsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit;

(d) Indien deze persoon de nationaliteit van elk van de Verdragsluitende Staten bezit of indien hij van geen van beide de nationaliteit bezit, beslissen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten in onderlinge overeenstemming over de kwestie d ́.

  1. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van het eerste lid wordt geacht inwoner van elk van de Verdragsluitende Staten te zijn, wordt hij geacht inwoner te zijn van de ́-Verdragsluitende Staat waarin de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.

Artikel 5

Permanente vestiging

  1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking ́permanente inrichting

vaste bedrijfsinrichting waar de onderneming haar bedrijf geheel of gedeeltelijk uitoefent.

  1. De ́uitdrukking “vaste inrichting” omvat in het bijzonder:

(a) een plaats van leiding;

(b) een bijkantoor;

(c) een kantoor;

(d) een fabriek;

(e) een workshop;

(f) een mijn, een steengroeve of andere plaatsen waar natuurlijke rijkdommen ́worden gewonnen;

(g) een bouwplaats of een verzamelplaats die langer dan zes maanden duurt.

  1. Er wordt niet geacht sprake te zijn van een vaste inrichting ́ indien:

(a) de ́installaties uitsluitend worden gebruikt voor opslag, ́tentoonstelling of aflevering van goederen of koopwaar die aan de ́nationalitý toebehoren. die tot de ́ onderneming behoren;

(b) goederen die eigendom zijn van de ́onderneming worden opgeslagen uitsluitend met het oog op opslag, d ́expo- sitie of levering;

(c) goederen die aan het ́bedrijf toebehoren, worden opgeslagen uitsluitend met het oog op veredeling door een andere onderneming;

(d) een vaste bedrijfsinrichting wordt gebruikt met als enig doel ́goederen aan te schaffen of informatie te verzamelen informatie voor de ́onderneming;

(e) een vaste bedrijfsinrichting wordt voor de ́ onderneming uitsluitend gebruikt voor reclamedoeleinden, voor het verstrekken van ́informatie, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke activiteiten die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheid hebben voorbereidend of ondersteunend karakter hebben.

  1. Een persoon die in een Verdragsluitende Staat voor ́een onderneming van de andere Verdragsluitende Staat werkzaam is, niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger als bedoeld in het vijfde lid, wordt als een in de eerstgenoemde Staat aanwezige vaste inrichting beschouwd, indien hij in die Staat beschikt over bevoegdheden die hij gewoonlijk uitoefent en die hem in staat stellen namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten, tenzij de werkzaamheden van die persoon ́ beperkt blijven tot de ́ aankoop van goederen voor de ́onderneming. Een verzekeringsonderneming van een verdragsluitende staat wordt evenwel geacht een de andere overeenkomstsluitende staat vanaf het tijdstip waarop hij door bemiddeling van een vertegenwoordiger die niet behoort tot de in lid 5 genoemde categorie personen, premies ontvangt op het grondgebied van laatstgenoemde staat of risico’s verzekert die zich op dat grondgebied bevinden.
  1. Een onderneming van een Verdragsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere Verdragsluitende Staat te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke tussenpersoon, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
  2. De enkele omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst, dat inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat of dat in die Staat zaken doet (al dan niet door middel van een vaste inrichting), is op zichzelf niet voldoende om een van deze lichamen tot een vaste inrichting van het andere te maken.
  3. Een onderneming van een Verdragsluitende Staat wordt geacht een vaste inrichting in de ́andere Verdragsluitende Staat te bezitten, wanneer zij aldaar de ́activiteit van het verlenen van diensten aan ́artiesten en sportbeoefenaars, zoals bedoeld in ́artikel 17 van dit Verdrag, uitoefent.

Artikel 6

Inkomen uit onroerend goed

  1. Inkomsten uit onroerende goederen, daaronder begrepen voordelen uit landbouw of bosbouw mogen worden belast in de Verdragsluitende Staat waar deze goederen zijn gelegen.
  1. (a) De uitdrukking “onroerend goed” wordt gedefinieerd overeenkomstig het recht van de ́Contracterende Staat waar het onroerend goed in kwestie is gelegen.

(b) Deze uitdrukking omvat in ieder geval het toebehoren, de dode have of het vee van land- en bosbouwbedrijven, de rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de eigendom van grond, het ́usufruct van onroerend goed en de rechten op veranderlijke of vaste royalty’s voor de ́exploitatie of concessie van de ́exploitatie van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen van toepassing zijn; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.

  1. 2. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op inkomsten uit de rechtstreekse ́exploitatie verhuur of verpachting, en van elke andere vorm van ́exploitatie van onroerende goederen.
  1. 4. De bepalingen van het eerste en derde lid zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende onroerend goed van een onderneming alsmede op de inkomsten uit onroerend goed dat wordt gebruikt voor de ́uitoefening van een vrij beroep.

Artikel 7

Winst van ondernemingen

  1. De voordelen van een onderneming van ́ een Verdragsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Verdragsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting cement. Indien de ́onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, zijn de voordelen van de ́onderneming in de andere Staat belastbaar, maar slechts voor zover zij aan de genoemde vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
  2. Onverminderd de bepalingen van het derde lid, indien ́een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, worden in elk van de Verdragsluitende Staten aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij zou hebben behaald, indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn geweest die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou hebben verricht onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk transacties zou hebben verricht met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.

(3. Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten de ten behoeve van de vaste inrichting gemaakte kosten, daaronder begrepen de kosten van beheer en de gemaakte algemene beheerskosten.

  1. Aan een vaste inrichting wordt geen winst toegerekend op grond van het enkele feit dat deze vaste inrichting voor de onderneming goederen heeft aangekocht.
  2. Indien in de voordelen bestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere ́ artikelen van dit Verdrag worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

Artikel 8

Zee- en Luchtvaart

  1. Voordelen behaald met de exploitatie, in internationaal verkeer, van schepen of luchtvaartuigen zijn slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waar de plaats van werkelijke leiding van de ́onderneming is gelegen.
  1. Indien de plaats van werkelijke leiding van ́ een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van ́ een schip bevindt, Deze zetel wordt geacht te zijn gelegen in de verdragsluitende staat waar de haven van ́aanleg van dat schip is gelegen of, bij gebreke van een haven van ́aanleg, in de verdragsluitende staat waarvan de ́exploitant van het schip een ingezetene is.
  1. De bepalingen van lid 1 zijn ook van toepassing op winsten uit deelneming in een pool, een gemeenschappelijke operatie of een internationaal opererend agentschap.

Artikel 9

Geassocieerde ondernemingen

Waar:

(a) een onderneming van ́een verdragsluitende staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel of kapitaal van een onderneming van de andere verdragsluitende staat, of

(b) dezelfde personen rechtstreeks of onrechtstreeks deelnemen aan het beheer, de controle of kapitaal van ́ een onderneming van ́ een verdragsluitende staat en van ́ een onderneming van de andere verdragsluitende staat, en dat in het ene en in het andere geval de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen gebonden zijn door aanvaarde of opgelegde voorwaarden de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen die verschillen van die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden worden overeengekomen, kan de winst die zonder deze voorwaarden door een van de ́ ondernemingen zou zijn behaald, maar door deze voorwaarden in feite niet kon worden behaald, in de winst worden opgenomen van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

Artikel 10

Dividenden

  1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van ́ een Verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
  1. Deze dividenden mogen echter in de Verdragsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven ́belasting mag niet overschrijden overschrijden:

(a) 15 percent van het brutobedrag van de dividenden, indien de ontvanger van de dividenden een vennootschap is die rechtstreeks beschikt over ́ ten minste 10 procent van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt;

(b) 25 percent van het brutobedrag van de dividenden, in alle andere gevallen. Dit lid heeft geen invloed op de ́ belastingheffing van de vennootschap over de winst die wordt aangewend om dividenden.

  1. De bepalingen van de leden 1 en 2 zijn niet van toepassing wanneer de ontvanger van de dividenden inwoner is van ́ een Verdragsluitende Staat, in de ́ andere Verdragsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een vaste inrichting heeft waaraan het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van de dividenden behoort. In dat geval zijn de bepalingen van ́artikel 7 van toepassing.
  1. De uitdrukking “dividenden”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit ́aandelen, winstaandelen of warrants, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere winstaandelen met ́uitzondering van schuldvorderingen, alsmede de inkomsten uit andere aandelen die door de belastingwetgeving van de ́-Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, met inkomsten uit aandelen worden gelijkgesteld.
  2. Wanneer een in Luxemburg gevestigde vennootschap een vaste inrichting in Brazilië heeft, kan deze inrichting overeenkomstig de Braziliaanse wetgeving aan een bronbelasting worden onderworpen.

Deze belasting mag evenwel niet meer bedragen dan 15 percent van de winst van de vaste inrichting, vastgesteld na betaling van de ́vennootschapsbelasting met betrekking tot die winst.

  1. Wanneer ́ een lichaam dat inwoner is van ́ een Verdragsluitende Staat, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere Verdragsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden betaald door het lichaam aan personen die geen inwoner zijn van die andere Staat, noch, ter zake van de belasting op niet-uitgedeelde winst, belasting heffen op de niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
  1. De beperkingen voorzien in het tweede lid, letter a, en het vijfde lid zijn niet van toepassing op uitgekeerde dividenden en winsten tot het einde van het vijfde kalenderjaar volgend op het jaar ́ waarin het Verdrag in werking treedt.

Artikel 11

Rente

  1. Interest afkomstig uit ́een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de ́andere Verdragsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.
  1. 2. Deze interest mag echter in de Verdragsluitende Staat waaruit zij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag 15 percent van het brutobedrag van de interest niet overschrijden.

 

  1. Niettegenstaande het bepaalde in de leden 1 en 2:

(a) rente afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan de regering van de andere Verdragsluitende Staat, aan een staatkundig onderdeel daarvan, of aan een instantie (waaronder begrepen financiële instellingen) die volledig eigendom is van die regering of dat staatkundige onderdeel, is vrijgesteld van belasting in de eerstgenoemde Verdragsluitende Staat;

(b) interest afkomstig van openbare fondsen en obligaties van ́emprunt, uitgegeven door de regering van een Verdragsluitende Staat, is slechts in die Staat belastbaar ;

(c) het tarief van de ́belasting mag niet meer dan 10 % bedragen met betrekking tot de rente op leningen en leningen en kredieten met een looptijd van ten minste 7 jaar die door bankinstellingen zijn verstrekt en betrekking hebben op de verkoop van uitrustingsgoederen of op de ́studie, de ́installatie of de levering van industriële of wetenschappelijke uitrusting, alsmede op openbare werken.

  1. De term “rente”, zoals gebruikt in deze afdeling, betekent inkomsten uit openbare middelen, openbare verbintenissen uit hoofde van leningen, al dan niet gewaarborgd door hypotheken of door een winstdelingsclausule, en schuldvorderingen van welke aard ook op de winstdelingsclausule, en schuldvorderingen van welke aard ook, alsmede alle andere inkomsten die met de inkomsten uit geleende bedragen worden gelijkgesteld door de belastingwetgeving van de ́Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn.
  1. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de genieter van de interest, die inwoner is van ́een Verdragsluitende Staat, in de ́andere Verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een vaste inrichting heeft en hij tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. vaste inrichting waarmee de rentedragende schuldvordering daadwerkelijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van de afdelingen van artikel 7 van toepassing.

 

  1. 4. De beperkingen waarin de leden 2 en 3 voorzien, zijn niet van toepassing op interest die afkomstig is uit een ́ Verdragsluitende Staat en die wordt betaald aan een vaste inrichting van ́ een onderneming van de andere Verdragsluitende Staat die is gevestigd in een derde Staat.
  1. Interest wordt geacht uit een Verdragsluitende Staat afkomstig te zijn indien deze wordt betaald door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting heeft, in verband waarmee de lening ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan en die de kosten van deze interest draagt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Verdragsluitende Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.

 

  1. Indien ten gevolge van bijzondere betrekkingen die bestaan tussen de schuldenaar en de schuldeiser of die de ́ ene en de ́ andere onderhouden met derden, het bedrag van de betaalde rente, met inachtneming van de schuldvordering waarvoor zij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder deze betrekkingen door de schuldenaar en de schuldeiser zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Staten en met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.

Artikel 12

Royalty’s

  1. Royalty’s afkomstig uit ́ een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de ́ andere Verdragsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.
  1. Deze royalty’s mogen echter in de ́Contracterende Staat waaruit zij afkomstig zijn, worden belast en overeenkomstig de wetgeving van die Staat, maar de aldus geheven ́belasting mag niet overschrijden:

(a) 25 % van het brutobedrag van de royalty’s voor het ́gebruik of de ́verlening van het ́gebruik van merken, films en banden van televisie- of radio-uitzendingen;

(b) 15 percent van het brutobedrag van de royalty’s, in alle andere gevallen.

 

  1. De term “royalty’s”, zoals gebezigd in deze afdeling, betekent vergoedingen van welke aard ook, betaald voor het aard betaald voor het ́gebruik of het verlenen van het ́gebruik van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en -banden of geluidsbanden voor televisie of radio, d ́ een octrooi, d ́ een merk, d ́ een tekening of model, d ́ een plan d ́ een formule of d ́ een geheime werkwijze, alsmede voor het ́gebruik of de verlening van het ́gebruik van een industrieel, commercieel of wetenschappelijk apparaat en voor informatie met betrekking tot een opgedane ervaring of studies op industrieel, commercieel of wetenschappelijk gebied.

 

  1. Royalty’s worden geacht uit een Verdragsluitende Staat afkomstig te zijn, indien de schuldenaar die Staat zelf, een staatkundig onderdeel, een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of een inwoner is van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty’s, ongeacht of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting heeft waarvoor hij de verplichting tot het betalen van de royalty’s is aangegaan, en deze vaste inrichting de kosten van deze royalty’s ten laste neemt, worden deze royalty’s geacht uit het riet afkomstig te zijn in de Verdragsluitende Staat waar de ́permanente inrichting is gevestigd.

 

  1. 3. De bepalingen van de leden 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de ontvanger van de royalty’s inwoner is van een Verdragsluitende Staat en in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de royalty’s afkomstig zijn, een vaste inrichting heeft en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty’s verschuldigd zijn, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In een dergelijk geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.

 

  1. Indien ten gevolge van bijzondere betrekkingen die tussen de schuldenaar en de schuldeiser bestaan of die de ́ ene en de ́ andere met derden onderhouden, het bedrag van de betaalde royalty’s, rekening houdend met de prestatie waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder deze betrekkingen door de schuldenaar en de schuldeiser zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts ́ op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Staten en met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.

 

  1. De beperking van de belasting bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, is niet van toepassing op royalty’s die worden betaald aan een inwoner van een Verdragsluitende Staat die direct of indirect beschikt over ́ ten minste 50 percent van het stemgerechtigde kapitaal van het lichaam dat de royalty’s betaalt, tot het einde van het vijfde kalenderjaar na het ́jaar waarin het Verdrag van kracht wordt.

Artikel 13

Meerwaarden

  1. Voordelen verkregen uit de ́alienatie van onroerende goederen, zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, mogen worden belast in de Verdragsluitende Staat waar deze goederen zijn gelegen.

 

  1. Voordelen verkregen uit de ́alienatie van roerende goederen die deel uitmaken van het ́vermogen van een vaste inrichting die een onderneming van ́een Verdragsluitende Staat in de ́andere Verdragsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die een vast middelpunt vormen dat een inwoner van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat heeft voor de ́uitoefening van een beroep, waaronder begrepen voordelen verkregen uit het ́geheel van deze vaste inrichting (alleen of met de ́gehele onderneming) of uit dit vaste middelpunt, mogen in die andere Staat worden belast. Voordelen verkregen uit de ́alienatie van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, alsmede roerende goederen die worden gebruikt voor de exploitatie van deze schepen of luchtvaartuigen, zijn echter slechts belastbaar in de verdragsluitende staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de ́ onderneming is gelegen.

 

  1. Voordelen verkregen uit de ́alienatie van alle andere goederen of rechten dan die genoemd in de leden 1 en 2 genoemde, mogen in beide Verdragsluitende Staten worden belast.

Artikel 14

Onafhankelijke persoonlijke diensten

  1. Voordelen verkregen door een inwoner van ́ een Verdragsluitende Staat uit ́ een vrij beroep of uit ́ andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de kosten van deze beloningen ten laste komen van een lichaam dat inwoner is van de andere Staat of van een aldaar gevestigde vaste inrichting. In dat geval mogen die inkomsten in die andere Staat worden belast.

 

  1. De uitdrukking “vrij beroep” omvat met name zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, techniek, letterkunde, kunst, opvoeding of pedagogiek, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs en de werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.

Artikel 15

Afhankelijke beroepen

  1. 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19, 20 en 21 zijn de lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen die een inwoner van een Verdragsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking ontvangt, slechts in die Staat belastbaar, tenzij de ́dienstbetrekking in de andere Verdragsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de ́werkzaamheid aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan ontvangen beloning in die andere Staat worden belast.

 

  1. 2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid is de beloning die ́ een inwoner van ́ een Verdragsluitende Staat ontvangt slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien:

(a) de rechthebbende verblijft in de ́andere staat gedurende een tijdvak of tijdvakken die niet langer zijn dan in de

183 dagen in totaal gedurende het betrokken belastingjaar;

 

(b) het loon wordt betaald door een werkgever of namens ́ een werkgever die geen inwoner van de andere staat is; en

 

(c) de beloning niet ten laste komt van een vaste inrichting of een vast middelpunt dat de ́werkgever zich in een andere Staat bevindt.

 

  1. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mag de beloning ter zake van een ́ dienstbetrekking aan boord van een schip of luchtvaartuig in internationaal verkeer worden belast in de Verdragsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de ́ onderneming is gelegen.

Artikel 16

Vergoedingen van bestuurders

Directeursbeloningen en andere soortgelijke beloningen die een inwoner van een Verdragsluitende Staat ontvangt in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur van de onderneming, worden aan hem betaald in de Verdragsluitende Staat waar de onderneming is gevestigd. ́ een Verdragsluitende Staat ontvangt in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht of van een soortgelijk orgaan van een lichaam, dat inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat, mag in die andere Staat worden belast.

Artikel 17

Kunstenaars en atleten

Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen voordelen of inkomsten, verkregen door beroepsartiesten, zoals toneelspelers, film-, radio- of televisieartiesten en musici, alsmede door sportbeoefenaars, uit hun persoonlijke werkzaamheden als zodanig, worden belast in de Verdragsluitende Staat waar deze werkzaamheden worden verricht.

Artikel 18

Pensioenen

  1. 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, tweede en derde lid, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen, tot een jaarlijks bedrag van 3000 Amerikaanse dollars, afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, slechts in die Staat belastbaar. Het bedrag dat US $ 3.000 overschrijdt, mag in de eerstgenoemde Verdragsluitende Staat worden belast.

 

  1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “pensioenen en andere soortgelijke beloningen” verstaan

periodieke betalingen na pensionering als tegenprestatie voor ́ vroegere dienstbetrekking of als vergoeding voor in verband met die vroegere dienstbetrekking geleden schade.

Sectie 19

Openbare Kantoren

  1. (a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een Verdragsluitende Staat of een van zijn staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen diensten aan die Staat of dat staatkundig onderdeel of dat plaatselijke publiekrechtelijke lichaam, is slechts in die Staat belastbaar.

(b) Deze beloningen zijn echter slechts in de andere Verdragsluitende Staat belastbaar, indien de diensten in die Staat worden bewezen en de genieter van de beloningen een inwoner van die Staat is, die:

(I) onderdaan is van die staat, of

(II. niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die Staat is geworden.

(a) Pensioenen betaald door een Verdragsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door deze Staat ingestelde fondsen, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam , zijn slechts in die Staat belastbaar. Hetzelfde geldt voor pensioenen en andere, al dan niet periodieke, uitkeringen krachtens de sociale wetgeving van ́ een Verdragsluitende Staat.

(b) Deze pensioenen zijn echter slechts in de andere Verdragsluitende Staat belastbaar, indien de genieter inwoner is van die Staat en indien ́ hij de nationaliteit van die Staat bezit.

  1. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen of pensioenen betaald ter zake van diensten, bewezen in het kader van een industriële of commerciële activiteit uitgeoefend door een van de Verdragsluitende Staten of een van zijn staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 20

Professoren

Een natuurlijke persoon die inwoner is van ́een Verdragsluitende Staat bij de aanvang van zijn verblijf in de andere Verdragsluitende Staat en die op ́uitnodiging van de Regering van de ́andere Verdragsluitende Staat, of van een universiteit of een andere officieel erkende onderwijs- of onderzoeksinstelling van die andere Staat in deze Staat verblijft in de eerste plaats met het doel onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden, of voor een van deze beide doeleinden, is vrijgesteld van belasting in deze Staat gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar te rekenen van de dag van zijn aankomst in genoemde Staat, wegens de bezoldiging ontvangen uit hoofde van zodanige werkzaamheden van onderwijs of wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 21

Studenten en stagiairs

  1. Bedragen die een student of een stagiair die inwoner is of vroeger was van een Verdragsluitende Staat en die uitsluitend voor de voortzetting van zijn studie of opleiding in de andere Verdragsluitende Staat verblijft, ontvangt ter dekking van zijn kosten van levensonderhoud, studie of opleiding, zijn niet belastbaar in die andere Staat, mits ́ze afkomstig zijn uit bronnen buiten die andere Staat. Hetzelfde geldt voor de bezoldiging die een dergelijke student of stagiair ontvangt uit hoofde van een dienstbetrekking, uitgeoefend in de Verdragsluitende Staat waar hij zijn studie of opleiding volgt, mits deze bezoldiging strikt noodzakelijk is voor zijn onderhoud.

 

  1. student aan een ́universiteit of aan een ́andere instelling voor hoger of technisch onderwijs van ́een verdragsluitende staat die in de ́andere verdragsluitende staat een economische werkzaamheid uitoefent, uitsluitend voor het verkrijgen van een praktische opleiding die verband houdt met zijn studie, is in laatstgenoemde staat niet aan belasting onderworpen Staat op grond van de beloning die in dit verband wordt betaald, op voorwaarde dat de duur van deze activiteit niet meer dan twee jaar bedraagt.

Artikel 22

Niet uitdrukkelijk vermelde inkomsten

Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een Verdragsluitende Staat die niet uitdrukkelijk zijn vermeld in de voorgaande artikelen van dit Verdrag uitdrukkelijk zijn vermeld, mogen in beide Staten worden belast.

Artikel 23

Fortune

  1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen, zoals ́bepaald in lid 2 van artikel. 6, is belastbaar in de Verdragsluitende Staat waar het onroerend goed is gelegen.

 

  1. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uitmaken van het ́vermogen van een vaste inrichting of uit roerende goederen die een vast middelpunt vormen dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een vrij beroep, is belastbaar in de Verdragsluitende Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gelegen.

 

  1. Schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd alsmede de roerende goederen die tot hun bedrijfsuitoefening behoren, zijn slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de ́ onderneming is gelegen.

 

  1. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een Verdragsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar. slechts in die Staat belastbaar.

Artikel 24

Methoden ter voorkoming van dubbele belasting

  1. Met betrekking tot Brazilië wordt dubbele belastingheffing op de volgende wijze vermeden:

(a) Indien een inwoner van Brazilië inkomsten ontvangt die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Luxemburg mogen worden belast, brengt Brazilië op de belasting die het heft over de inkomsten van die inwoner, een bedrag in mindering dat gelijk is aan de ́belasting op inkomsten betaald in Luxemburg ;

(b) Het afgetrokken bedrag mag evenwel niet hoger zijn dan het gedeelte van de inkomstenbelasting, berekend vóór de aftrek, dat overeenkomt met de in Luxemburg belastbare inkomsten.

 

  1. Wat Luxemburg betreft, wordt dubbele belastingheffing op de volgende wijze vermeden

(a) Indien ́ een inwoner van Luxemburg andere inkomsten ontvangt of ander vermogen bezit dan dat bedoeld in de letters b en c hierna, die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Brazilië mogen worden belast, stelt Luxemburg dit inkomen of vermogen vrij van belasting, maar mag het bij de berekening van het bedrag van de ́belasting over het overige inkomen of vermogen van die inwonerhetzelfde tarief toepassen als wanneer de betrokken inkomsten of het betrokken vermogen niet waren vrijgesteld;

(b) Behoudens ́lid c, wanneer een in Luxemburg gevestigde vennootschap sinds het begin van haar belastingjaar doorlopend een rechtstreekse deelneming van ten minste 25 % bezit in het kapitaal van een in Brazilië gevestigde vennootschap, zijn de inkomsten uit deze deelneming en De genoemde deelneming is vrijgesteld van ́belasting in Luxemburg. De ́vrijstelling is eveneens van toepassing wanneer de gecumuleerde deelneming van verschillende in Luxemburg gevestigde vennootschappen ten minste een kwart van het kapitaal van de in Brazilië gevestigde vennootschap bedraagt en dat een van de in Luxemburg gevestigde vennootschappen in elk van de andere in Luxemburg gevestigde vennootschappen een deelneming van meer dan 50 procent heeft.

(c) Wanneer een inwoner van Luxemburg inkomsten ontvangt die overeenkomstig de bepalingen van l ́artikel 10, lid 2, l ́artikel 11, leden 2 en 3, sub c, l ́artikel 12, lid 2, van l ́artikel 13 leden 1 en 3, en van de artikelen 14, 16, 17, 18 en 22, in Brazilië mogen worden belast, brengt Luxemburg op de inkomstenbelasting die het heft over de inkomsten van die inwoner een bedrag in mindering dat gelijk is aan de in Brazilië betaalde ́belasting. Het aldus afgetrokken bedrag mag echter niet hoger zijn dan het gedeelte van de belasting, berekend vóór de aftrek, dat overeenkomt met de uit Brazilië ontvangen inkomsten;

(d) Ten behoeve van de ́vermelding bedoeld in subparagraaf (c) hierboven, wordt de ́belasting van Brazilië altijd geacht te zijn geheven:

1. tegen een tarief van 25 procent met betrekking tot andere dividenden dan die bedoeld in ́ letter b;

2. tegen een rentevoet van 20 procent met betrekking tot de rente;

3. ten belope van 25 percent van de in ́artikel 12, lid, sub b.

Artikel 25

Non-discriminatie

  1. De onderdanen van ́en verdragsluitende staat zijn in de ́andere verdragsluitende staat niet onderworpen aan belastingen die zwaarder zijn of kunnen zijn dan die waaraan de onderdanen van die andere staat die zich in dezelfde situatie bevinden, zijn of kunnen worden onderworpen.

 

  1. Een vaste inrichting die een onderneming van ́een Verdragsluitende Staat in de ́andere Verdragsluitende Staat heeft, mag in die andere Staat niet worden opgericht op een wijze die minder gunstig is dan de ́belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheid uitoefenen.

Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd, dat zij een Verdragsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere Verdragsluitende Staat de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen van belasting op grond van gezinslast of afhankelijkheid te verlenen, die eerstbedoelde Staat aan zijn eigen inwoners verleent.

 

  1. Ondernemingen van ́een Verdragsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere Verdragsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Verdragsluitende Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders is of kan zijn dan die waaraan andere ondernemingen van dezelfde aard in de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen. andere ondernemingen van dezelfde aard in de eerstgenoemde staat.

 

  1. De term “belastingen” in dit artikel omvat belastingen van elke soort en benaming.

 

Artikel 26

Minnelijke schikking

  1. 1. Indien een inwoner van een Verdragsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van een of van beide Verdragsluitende Staten of van elk van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met Verdrag, kan het, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Verdragsluitende Staat waarvan hij inwoner is.

 

  1. Die bevoegde autoriteit tracht, indien de aanspraak haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is ́tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid te regelen door middel van een minnelijke schikking met de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Staat, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met het Verdrag, te vermijden.

 

  1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten trachten in onderlinge overeenstemming moeilijkheden of twijfelpunten die uit de uitlegging of de toepassing van het Verdrag mochten voortvloeien, op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen ter voorkoming van dubbele belasting in gevallen waarvoor in het Verdrag geen voorziening is getroffen.

 

  1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde een overeenstemming als omschreven in de voorgaande leden te bereiken. Indien een mondelinge gedachtenwisseling zulk een overeenstemming lijkt te vergemakkelijken, kan zulk een gedachtenwisseling plaatsvinden in een Commissie die bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten.

Artikel 27

Uitwisseling van informatie

  1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten wisselen zodanige inlichtingen uit als nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van dit Verdrag en aan de nationale wetgeving van de Verdragsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen in overeenstemming is met het Verdrag. Elke aldus uitgewisselde inlichting wordt geheim gehouden en mag slechts worden medegedeeld aan personen of autoriteiten die belast zijn met de vaststelling of invordering van de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is.

 

  1. 2. De bepalingen van het eerste lid mogen in geen geval aldus worden uitgelegd, dat zij ́een van de Verdragsluitende Staten de ́verplichting opleggen:

(a) administratieve regelingen te treffen die in strijd zijn met zijn eigen wetgeving of administratieve praktijk of met die van de andere verdragsluitende staat;

(b) inlichtingen te verstrekken die niet verkregen konden worden krachtens zijn eigen wetgeving of in het kader van zijn normale administratieve praktijk of die van de andere Verdragsluitende Staat;

(c) inlichtingen door te geven die een handels-, bedrijfs-, nijverheids-, of beroepsgeheim zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan de onthulling in strijd zou zijn met het publiek.

Artikel 28

Diplomaten en internationale organisaties

  1. De bepalingen van deze Overeenkomst tasten niet aan de fiscale voorrechten die diplomatieke of consulaire ambtenaren ontlenen aan hetzij de algemene regels van het volkenrecht, hetzij de bepalingen van de naties, hetzij de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.

 

  1. Het Verdrag is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen en functionarissen, noch op personen die uit hoofde van hun lidmaatschap van zodanige organisaties fiscale voorrechten genieten personen die, als leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen van derde Staten, in een Verdragsluitende Staat verblijven en voor de toepassing van de belastingen naar het inkomen en naar het vermogen niet als inwoners van een van de Verdragsluitende Staten worden beschouwd.

Artikel 29

Wijze van toepassing

De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het Verdrag en stellen elkaar in kennis van de bijzonderheden van de toepassing van het Verdrag en treden rechtstreeks met elkaar in verbinding voor de ́toepassing van het Verdrag.

Artikel 30

Inwerkingtreding

  1. Dit Verdrag zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te Brasilia worden uitgewisseld.

 

  1. Dit Verdrag treedt in werking op het tijdstip waarop de akten van bekrachtiging worden uitgewisseld en de bepalingen ervan voor het eerst van toepassing worden:

(a) met betrekking tot bij wege van inhouding geheven belastingen, op bedragen die zijn betaald of ter beschikking gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de Overeenkomst in werking treedt die van kracht wordt;

(b) met betrekking tot andere belastingen die deel uitmaken van deze Overeenkomst, op de belastingtijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het het jaar waarin het Verdrag in werking treedt;

Artikel 31

Opzegging

  1. Dit Verdrag blijft voor onbepaalde tijd van kracht. Iedere Staat kan evenwel, door middel van een schriftelijke kennisgeving langs diplomatieke weg, met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden, de overeenkomst opzeggen tegen het einde van een kalenderjaar, te beginnen met het derde jaar na de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.

 

  1. In dat geval is het Verdrag voor de laatste maal van toepassing:

(a) met betrekking tot inhoudingen, op bedragen die betaald of ter beschikking gesteld zijn vóór het verstrijken van het kalenderjaar waarin de kennisgeving van opzegging zal zijn gegeven;

(b) met betrekking tot andere belastingen die deel uitmaken van dit Verdrag, op de belastingtijdvakken die aanvangen in het kalenderjaar waarin de ́ kennisgeving van beëindiging is gedaan. Ten blijke waarvan de gevolmachtigden van beide Staten dit Verdrag hebben ondertekend en er hun zegels aan hebben gehecht. Gedaan te Luxemburg, de 8e november 1978, in twee originelen, één in de Franse en één in de Portugese taal, welke beide gelijkelijk authentiek zijn.

Portugese taal, die beide even authentiek zijn.