Selecteer een pagina

OVEREENKOMST
TUSSEN DE VOLKSREPUBLIEK CHINA EN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING MET BETREKKING TOT BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN

 

De regering van de Volksrepubliek China en de regering van het Groothertogdom Luxemburg;

Wensende een overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen

Zijn als volgt overeengekomen:

ARTIKEL 1

PERSOONLIJKE SCOPE

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een van de Overeenkomstsluitende Staten of van beide Overeenkomstsluitende Staten.

ARTIKEL 2

GEDEKTE BELASTINGEN

  1. 1. Dit Verdrag is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een Verdragsluitende Staat of van de plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan.
  2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, waaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
  3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn:

(a) in de Volksrepubliek China:

(i) de individuele inkomstenbelasting;

(ii) de inkomstenbelasting voor ondernemingen met buitenlandse investeringen en buitenlandse ondernemingen;

(iii) de plaatselijke inkomstenbelasting;

(hierna “Chinese belasting” genoemd);

(b) in het Groothertogdom Luxemburg:

(i) de inkomstenbelasting op natuurlijke personen (l’ impoˆt sur le revenu des personnes physiques) ;

(ii) de vennootschapsbelasting (l’impoˆt sur le revenu des collectivités) ;

(iii) de belasting op de honoraria van bestuurders van vennootschappen (l’ impoˆt spécial sur les tantièmes) ;

(iv) de vermogensbelasting (l’impoˆt sur la fortune) ;

(v) de gemeentelijke bedrijfsbelasting (l’impoˆt commercial communal) ; (hierna te noemen “Luxemburgse belasting” ) .

  1. Deze Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van deze Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten doen elkaar mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetgevingen zijn aangebracht.

ARTIKEL 3

ALGEMENE DEFINITIES

  1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt, tenzij de context anders vereist, verstaan onder

(a) de term “China” betekent de Volksrepubliek China; wanneer gebruikt in een in geografische zin, het gehele grondgebied van de Volksrepubliek China, met inbegrip van zijn territoriale zee, waarin de Chinese belastingwetten van toepassing zijn, en elk gebied buiten zijn territoriale zee, waarbinnen de Volksrepubliek Republiek China heeft soevereine rechten van exploratie en exploitatie van rijkdommen van de zeebodem en de ondergrond daarvan en de bovengelegen watervoorraden in in overeenstemming met het internationaal recht;

(b) wordt met de term “Luxemburg” bedoeld het Groothertogdom Luxemburg; wanneer gebruikt in geografische zin, het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg;

(c) worden met de termen “een Verdragsluitende Staat” en “de andere Verdragsluitende Staat” bedoeld China of Luxemburg, al naar de context vereist;

(d) de term “belasting” betekent Chinese belasting of Luxemburgse belasting, al naar de context vereist;

(e) de term “persoon” omvat een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;

(f) “vennootschap”: iedere rechtspersoon of entiteit die voor belastingdoeleinden met een rechtspersoon wordt gelijkgesteld;

(g) betekenen de uitdrukkingen “onderneming van een Verdragsluitende Staat” en “onderneming van de andere Verdragsluitende Staat” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner

van een Verdragsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat;

(h) wordt verstaan onder “onderdanen”: alle natuurlijke personen die de nationaliteit bezitten van een Verdragsluitende Staat en alle rechtspersonen die zijn opgericht of ingesteld krachtens

wetgeving van die verdragsluitende staat, alsmede organisaties zonder rechtspersoonlijkheid rechtspersoonlijkheid die voor belastingdoeleinden worden behandeld als rechtspersonen die zijn opgericht of georganiseerd

onder de wetten van die Verdragsluitende Staat;

(i) betekent de uitdrukking “internationaal verkeer” alle vervoer met een schip of luchtvaartuig geëxploiteerd door een inwoner van een Verdragsluitende Staat, behalve wanneer het schip of

luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen in de andere overeenkomstsluitende staat;

(j) “bevoegde autoriteit”: in het geval van China, het State Tax Bureau of zijn gemachtigde vertegenwoordiger en in het geval van Luxemburg, de

Minister van Financiën of zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

  1. Voor de toepassing van dit Verdrag door een Verdragsluitende Staat heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Verdragsluitende Staat met betrekking tot de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is.

ARTIKEL 4

RESIDENT

  1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking ‘inwoner van een Verdragsluitende Staat’ iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Verdragsluitende Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van het hoofdkantoor (plaats van de werkelijke leiding) of enige andere soortgelijke omstandigheid.
  2. 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Verdragsluitende Staten is, wordt zijn positie als volgt bepaald:

(a) Hij wordt geacht inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft

hij in beide Verdragsluitende Staten woont, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn

(centrum van vitale belangen) ;

(b) indien niet kan worden bepaald in welke staat hij het centrum van zijn levensbelangen heeft, of indien hij geen duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft in een van de Verdragsluitende Staten

Staat, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waarin hij gewoonlijk verblijft;

(c) Indien hij in beide Verdragsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht wordt hij geacht inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waarvan hij onderdaan is;

(d) Indien hij onderdaan is van beide Verdragsluitende Staten of van geen van beide, regelen de regelen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten de aangelegenheid in in onderlinge overeenstemming.

  1. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Verdragsluitende Staten is, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waar de plaats van zijn hoofdkantoor (plaats van werkelijke leiding) is gelegen.

ARTIKEL 5

VASTE INRICHTING

  1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking “vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
  2. De term “vaste inrichting” omvat met name:

(a) een plaats van leiding;

(b) een tak;

(c) een kantoor;

(d) een fabriek;

(e) een workshop; en

(f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.

  1. De term “vaste inrichting” omvat eveneens:

(a) een bouwplaats, een constructie-, montage- of installatieproject of toezichthoudende werkzaamheden die daarmee verband houden, maar alleen wanneer deze bouwplaats, dit project of

activiteiten gedurende een periode van meer dan 6 maanden voortduren;

(b) het verlenen van diensten, met inbegrip van diensten van adviseurs, door een onderneming van een Verdragsluitende Staat door middel van werknemers of andere personeelsleden die in dienst zijn

andere Verdragsluitende Staat, mits deze activiteiten worden voortgezet voor hetzelfde project of een daarmee samenhangend project voor een tijdvak of tijdvakken van in totaal meer dan zes maanden binnen een tijdvak van twaalf maanden.

 

  1. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking “vaste vestiging” geacht niet te omvatten:

(a) het gebruik van inrichtingen uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;

(b) het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar onderneming, uitsluitend met het oog op opslag, uitstalling of aflevering;

(c) het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar uitsluitend met het oog op verwerking door een andere onderneming;

(d) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend met het doel om goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen, voor de onderneming;

(e) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om het uitoefenen, voor de onderneming, van enige andere werkzaamheid van voorbereidende aard of het karakter van hulpwerkzaamheid;

(f) het aanhouden van een vaste bedrijfszetel, uitsluitend voor een combinatie van de onder a) tot en met e) genoemde werkzaamheden, mits het totaal

activiteit van de vaste bedrijfsinrichting die het resultaat is van deze combinatie, van voorbereidende aard is voorbereidend of ondersteunend karakter heeft.

  1. 5. Indien een persoon – niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger waarop de bepalingen van het zesde lid van toepassing zijn – in een Verdragsluitende Staat namens een onderneming van de andere Verdragsluitende Staat werkzaam is, een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, geacht in de eerstgenoemde Verdragsluitende Staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid, die, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vast middelpunt, worden geacht in de eerstgenoemde Verdragsluitende Staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot alle werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid, die, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vast middelpunt, een vaste inrichting vormen. bedrijfsvestiging, deze vaste bedrijfsvestiging niet tot een vaste inrichting zou maken in de zin van de bepalingen van dat lid.

 

  1. Een onderneming van een Verdragsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere Verdragsluitende Staat te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die andere Verdragsluitende Staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen. Wanneer de werkzaamheden van een dergelijke vertegenwoordiger echter geheel of nagenoeg geheel voor rekening van die onderneming worden verricht, zal hij niet worden beschouwd als een vertegenwoordiger met een onafhankelijke status in de zin van dit lid.

 

  1. De enkele omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst, dat inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat of dat in die andere Verdragsluitende Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.

ARTIKEL 6

INKOMSTEN UIT ONROERENDE GOEDEREN

  1. 1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat uit onroerende zaken (waaronder begrepen voordelen uit landbouw- of bosbedrijven) die in de andere Verdragsluitende Staat zijn gelegen mogen in die andere Verdragsluitende Staat worden belast.

 

  1. De uitdrukking “onroerend goed” heeft de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van de Verdragsluitende Staat waarin het desbetreffende goed is gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen. Schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.

 

  1. 2. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit het rechtstreekse gebruik, uit de verhuur of uit het gebruik in enige andere vorm van onroerende goederen.

 

  1. De bepalingen van het eerste en derde lid zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen die worden gebruikt voor het verrichten van zelfstandige arbeid.

ARTIKEL 7

ONDERNEMINGSWINSTEN

  1. De voordelen van een onderneming van een Verdragsluitende Staat zijn slechts in die Verdragsluitende Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Verdragsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderneming in de andere Verdragsluitende Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.

 

  1. 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van het derde lid worden, indien een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elk van de Verdragsluitende Staten aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.

 

  1. Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten – waaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten – die ten behoeve van de werkzaamheden van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Verdragsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.

 

  1. Voor zover het in een Verdragsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen voordelen te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet het tweede lid die Verdragsluitende Staat niet de te belasten voordelen te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling. De vastgestelde verdeelsleutel moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.

 

  1. Er worden geen voordelen aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.

 

  1. Voor de toepassing van de voorgaande leden worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen voordelen van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.

 

  1. Indien in de voordelen bestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

ARTIKEL 8

SCHEEPVAART EN LUCHTVERVOER

  1. Voordelen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer, verricht door een inwoner van een Verdragsluitende Staat, zijn slechts in die Verdragsluitende Staat belastbaar.

 

  1. 2. De bepalingen van lid 1 zijn eveneens van toepassing op voordelen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijke onderneming of een internationaal opererend agentschap.

ARTIKEL 9

VERBONDEN ONDERNEMINGEN

  1. Waar

(a) een onderneming van een Verdragsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de de leiding van, het toezicht op of het kapitaal van een onderneming van de andere Verdragsluitende Staat, of

(b) dezelfde personen rechtstreeks of middellijk deelnemen aan de leiding van zeggenschap of het kapitaal van een onderneming van een Verdragsluitende Staat en een onderneming van de andere Verdragsluitende Staat.

En indien tussen de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd, die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die zonder deze voorwaarden zouden zijn opgekomen aan een van de ondernemingen, maar ten gevolge van die voorwaarden haar niet zijn opgekomen, worden begrepen in de voordelen van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

 

  1. Indien een Verdragsluitende Staat in de voordelen van een onderneming van die Verdragsluitende Staat voordelen begrijpt en dienovereenkomstig belast ter zake waarvan een onderneming van de andere Verdragsluitende Staat in die andere Verdragsluitende Staat in de belastingheffing is betrokken, en deze voordelen bestaan uit voordelen welke de onderneming van de eerstgenoemde Verdragsluitende Staat zou hebben behaald indien tussen de beide ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, zal die andere Verdragsluitende Staat het bedrag aan belasting dat in die Staat over die voordelen is geheven, dienovereenkomstig aanpassen. Bij het vaststellen van deze aanpassing wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en plegen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten zo nodig met elkaar overleg.

ARTIKEL 10

DIVIDENDEN

  1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Verdragsluitende Staat worden belast.

 

  1. Deze dividenden mogen echter ook in de Verdragsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Verdragsluitende Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden is, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:

(a) 5 percent van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap (niet zijnde een maatschap) die rechtstreeks ten minste 25 procent bezit

van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt;

(b) 10 percent van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen. Dit lid heeft geen invloed op de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de

winst waaruit de dividenden worden betaald.

 

  1. De uitdrukking ‘dividenden’, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, of andere rechten, met uitzondering van schuldvorderingen, die aanspraak geven op een aandeel in de winst, alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de wetgeving van de Verdragsluitende Staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing worden onderworpen als inkomsten uit aandelen. Winsten die door een onderneming die in China onderworpen is aan de inkomstenbelasting voor ondernemingen met buitenlandse investeringen, worden uitgekeerd aan een inwoner van Luxemburg, worden geacht dividenden te zijn.

 

  1. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Verdragsluitende Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

 

  1. Indien een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere Verdragsluitende Staat, mag die andere Verdragsluitende Staat geen belasting heffen op de dividenden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere Verdragsluitende Staat of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van een in die andere Verdragsluitende Staat gevestigde vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van een aldaar gevestigd vast middelpunt behoort, noch de niet-uitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere Verdragsluitende Staat afkomstig zijn.

ARTIKEL 11

INTEREST

  1. Interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat mag in die andere Verdragsluitende Staat worden belast.

 

  1. Deze rente mag echter ook in de Verdragsluitende Staat waaruit zij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Verdragsluitende Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de rente is, mag de geheven belasting 10 percent van het brutobedrag van de rente niet overschrijden.

 

  1. 3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, is interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en verkregen door de Regering van de andere Verdragsluitende Staat, een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan of door enige inwoner van die andere Verdragsluitende Staat ter zake van schuldvorderingen die zijn gegarandeerd, verzekerd of indirect gefinancierd door de Regering van die andere Verdragsluitende Staat, een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, vrijgesteld van belasting in de eerstbedoelde Verdragsluitende Staat. De term “regering” in dit lid omvat:

(a) in het geval van China, de staatsbanken;

(b) wat Luxemburg betreft, de Nationale Krediet- en Investeringsmaatschappij

(la Société Nationale de Crédit et d’Investissement) .

 

  1. De uitdrukking “interest”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, daaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen.

In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.

 

  1. 4. De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Verdragsluitende Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

 

  1. Interest wordt geacht uit een Verdragsluitende Staat afkomstig te zijn indien deze wordt betaald door de Regering van die Verdragsluitende Staat, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan of door een inwoner van die Verdragsluitende Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Verdragsluitende Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.

 

  1. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de betaler en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de betaler en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Overeenkomstsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

ARTIKEL 12

ROYALTIES

  1. 1. Royalty’s afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Verdragsluitende Staat worden belast.

 

  1. Deze royalty’s mogen echter ook in de Verdragsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Verdragsluitende Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s is, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:

(a) in het geval van royalty’s als bedoeld in lid 3, onder a) van dit artikel 10 percent van het brutobedrag van de royalty’s; en

(b) in het geval van royalty’s als bedoeld in lid 3, onder b), van dit artikel, 10 procent van het aangepaste bedrag van de royalty’s. Voor het doel

van dit lid betekent “het aangepaste bedrag” 60 procent van het brutobedrag bedrag van de royalty’s.

 

  1. De term “royalty’s”, zoals gebruikt in dit artikel, betekent:

(a) vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, met inbegrip van

bioscoopfilms en films of banden voor radio- of televisie-uitzendingen, octrooien, knowhow, handelsmerken, ontwerpen of modellen, plannen, geheime formules of

proces, of voor informatie over industriële, commerciële of wetenschappelijke ervaring; en

(b) vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van of voor het recht van gebruik van industriële, commerciële of wetenschappelijke uitrusting.

 

  1. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de royalty’s afkomstig zijn een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Verdragsluitende Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty’s worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

 

  1. Royalty’s worden geacht uit een Verdragsluitende Staat afkomstig te zijn indien zij worden betaald door de Regering van die Verdragsluitende Staat, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan of door een inwoner van die Verdragsluitende Staat. Indien evenwel de persoon die de royalty’s betaalt, of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de verplichting tot het betalen van de royalty’s was aangegaan, en deze royalty’s ten laste komen van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt

vaste inrichting of het vaste middelpunt, dan worden die royalty’s geacht afkomstig te zijn uit de Verdragsluitende Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.

 

  1. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde royalty’s, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Overeenkomstsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

ARTIKEL 13

KAPITAALBATEN

  1. 1. Voordelen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat uit de vervreemding van onroerende zaken, zoals bedoeld in artikel 6 en die zijn gelegen in de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Verdragsluitende Staat worden belast.

 

  1. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat heeft, of van roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, waaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of met de gehele onderneming) of van het vaste middelpunt, mogen in die andere Verdragsluitende Staat worden belast.

 

  1. Voordelen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen of luchtvaartuigen, zijn slechts in die Verdragsluitende Staat belastbaar.

 

  1. 1. Voordelen verkregen uit de vervreemding van aandelen in het kapitaal van een lichaam waarvan het vermogen onmiddellijk of middellijk hoofdzakelijk bestaat uit onroerende zaken die in een Verdragsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die Verdragsluitende Staat worden belast.

 

  1. 5. Voordelen verkregen uit de vervreemding van andere aandelen dan die genoemd in het vierde lid, die een deelneming van ten minste 25 percent vertegenwoordigen in een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat, mogen in die Verdragsluitende Staat worden belast.

 

  1. 6. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid zijn slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.

ARTIKEL 14

ONAFHANKELIJKE PERSOONLIJKE DIENSTEN

  1. Voordelen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Verdragsluitende Staat belastbaar, behalve onder een van de volgende omstandigheden waarin zodanige voordelen ook in de andere Verdragsluitende Staat mogen worden belast:

(a) indien hij in de andere Verdragsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vast middelpunt beschikt Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden; in dat geval is slechts het gedeelte

van het inkomen dat aan dat vaste middelpunt kan worden toegerekend, in die andere Verdragsluitende Staat worden belast;

(b) indien hij in de andere Verdragsluitende Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die een totaal van in totaal 183 dagen in het betreffende kalenderjaar; in dat geval wordt alleen

een zodanig gedeelte van het inkomen als wordt verkregen uit zijn in die een andere Verdragsluitende Staat worden verricht, in die andere Verdragsluitende Staat mogen worden belast.

 

  1. De term “professionele diensten” omvat met name zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.

ARTIKEL 15

AFHANKELIJKE PERSOONLIJKE DIENSTEN

  1. 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19, 20 en 21 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Verdragsluitende Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere Verdragsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldus wordt uitgeoefend, mag de beloning die daaruit voortvloeit in die andere Verdragsluitende Staat worden belast.

 

  1. 2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid is de beloning verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat ter zake van een in de andere Verdragsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstgenoemde Verdragsluitende Staat belastbaar, indien:

(a) de ontvanger in de andere verdragsluitende staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het desbetreffende kalenderjaar in totaal niet meer dan 183 dagen belopen; en

(b) de beloning wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat; en

(c) de beloning komt niet ten laste van een vaste inrichting of een vast middelpunt die de werkgever in de andere Verdragsluitende Staat heeft.

 

  1. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is de beloning verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat door een inwoner van een Verdragsluitende Staat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, slechts in die Verdragsluitende Staat belastbaar.

ARTIKEL 16

DIRECTEURSVERGOEDINGEN VERGOEDINGEN

Directeursbeloningen en andere soortgelijke betalingen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer van een lichaam dat inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Verdragsluitende Staat worden belast.

ARTIKEL 17

ARTIESTEN EN ATLETEN

  1. 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15, mogen voordelen of inkomsten, verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat als artiest, zoals een toneelspeler, een film-, radio-, of televisieartiest of een musicus, of als sportbeoefenaar, uit zijn persoonlijke werkzaamheden als zodanig die worden verricht in de andere Verdragsluitende Staat, worden belast in die andere Verdragsluitende Staat.

 

  1. Indien voordelen of inkomsten ter zake van persoonlijke werkzaamheden die door een artiest of een sportbeoefenaar in die hoedanigheid worden verricht, niet aan de artiest of sportbeoefenaar zelf toekomen, maar aan een andere persoon, mogen die voordelen of inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de Verdragsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht.

 

  1. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel zijn voordelen of inkomsten, verkregen door artiesten of sportbeoefenaars die inwoner zijn van een Verdragsluitende Staat uit de werkzaamheden die in de andere Verdragsluitende Staat worden verricht in het kader van een plan voor culturele uitwisseling tussen de Regeringen van beide Verdragsluitende Staten, vrijgesteld van belasting in die andere Verdragsluitende Staat.

ARTIKEL 18

PENSIOENEN

  1. 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, tweede lid, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een Verdragsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Verdragsluitende Staat belastbaar.

 

  1. 2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid zijn pensioenen en andere soortgelijke uitkeringen krachtens de socialezekerheidswetgeving of het socialezekerheidsstelsel van een Verdragsluitende Staat slechts in die Verdragsluitende Staat belastbaar.

ARTIKEL 19

OVERHEIDSDIENST

(a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een Verdragsluitende Staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon uit hoofde van diensten bewezen aan die

Verdragsluitende Staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, is slechts belastbaar in die Verdragsluitende Staat belastbaar;

(b) is deze beloning echter slechts in de andere Verdragsluitende Staat belastbaar Staat belastbaar, indien de diensten in die andere Verdragsluitende Staat worden verricht en de

natuurlijke persoon inwoner is van die andere Verdragsluitende Staat die:

(i) onderdaan is van die andere Verdragsluitende Staat; of

(ii) niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die andere Verdragsluitende Staat is geworden het verrichten van de diensten.

(a) ieder pensioen betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door een Verdragsluitende Staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon uit hoofde van diensten bewezen aan

die Verdragsluitende Staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, zijn slechts belastbaar in die Verdragsluitende Staat;

(b) is dit pensioen echter slechts in de andere Verdragsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die andere Verdragsluitende Staat.

 

  1. De bepalingen van de artikelen 15, 16, 17 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten, bewezen in het kader van een op winst gericht bedrijf, uitgeoefend door een Verdragsluitende Staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

ARTIKEL 20

LERAREN EN ONDERZOEKERS

Een natuurlijke persoon die inwoner is, of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een Verdragsluitende Staat inwoner was, van de andere Verdragsluitende Staat en die in de eerstgenoemde Verdragsluitende Staat verblijf houdt in de eerste plaats met de bedoeling onderwijs te geven, lezingen te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden aan een door de Regering van de eerstgenoemde Verdragsluitende Staat erkende universiteit, hogeschool, school of onderwijsinrichting of instelling voor wetenschappelijk onderzoek, is gedurende een tijdvak van drie jaar te rekenen vanaf de datum van zijn eerste aankomst in de eerstgenoemde Verdragsluitende Staat vrijgesteld van belasting in de eerstgenoemde Verdragsluitende Staat ter zake van beloningen voor dat onderwijs, die lezingen of dat wetenschappelijk onderzoek.

ARTIKEL 21

STUDENTEN EN STAGIAIRS

Een student, een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon die inwoner is of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een Verdragsluitende Staat inwoner was van de andere Verdragsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie, opleiding in de eerstbedoelde Verdragsluitende Staat verblijft, is vrijgesteld van belasting in die eerstbedoelde Verdragsluitende Staat voor de volgende betalingen of inkomsten die hij ontvangt of verkrijgt ten behoeve van zijn onderhoud, studie, onderzoek of opleiding:

(a) betalingen die afkomstig zijn van bronnen buiten die verdragsluitende staat;

(b) subsidies, studiebeurzen of prijzen toegekend door de regering, of een wetenschappelijke, educatieve, culturele of andere van belasting vrijgestelde organisatie van die Verdragsluitende Staat;

(c) inkomsten verkregen uit persoonlijke diensten die in die Verdragsluitende Staat zijn verricht, mits deze inkomsten de inkomsten vormen die noodzakelijk zijn voor dit doel.

ARTIKEL 22

ANDERE INKOMSTEN

  1. Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van dit Verdrag zijn behandeld, zijn slechts in die Overeenkomstsluitende Staat belastbaar.

 

  1. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende zaken zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Verdragsluitende Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

ARTIKEL 23

KAPITAAL

  1. Vermogen bestaande uit onroerende zaken, zoals bedoeld in artikel 6, dat een inwoner van een Verdragsluitende Staat bezit en dat is gelegen in de andere Verdragsluitende Staat, mag in die andere Verdragsluitende Staat worden belast.

 

  1. Vermogen bestaande uit roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat heeft, of uit roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, mag in die andere Verdragsluitende Staat worden belast.

 

  1. Vermogen bestaande uit schepen en luchtvaartuigen die worden geëxploiteerd in internationaal verkeer dat wordt verricht door een inwoner van een Verdragsluitende Staat, alsmede uit roerende goederen die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen en luchtvaartuigen, is slechts in die Verdragsluitende Staat belastbaar.

 

  1. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een Verdragsluitende Staat zijn slechts in die Verdragsluitende Staat belastbaar.

ARTIKEL 24

METHODEN TER VOORKOMING VAN DUBBELE BELASTING

  1. In China wordt dubbele belasting als volgt opgeheven:

(a) Indien een inwoner van China inkomsten uit Luxemburg verkrijgt, is het bedrag van belasting op die inkomsten die in Luxemburg verschuldigd is in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst verschuldigd is, wordt verrekend met de Chinese belasting opgelegd aan die bewoner. Het bedrag van het krediet mag echter niet hoger zijn dan het bedrag van de Chinese belasting op dat inkomen, berekend in overeenstemming met de belastingwetten en -voorschriften van China.

(b) Wanneer het uit Luxemburg verkregen inkomen een dividend is dat wordt uitgekeerd door een vennootschap die ingezetene is van Luxemburg, aan een vennootschap die ingezetene is van die ingezetene is van China en die ten minste 10 procent van de aandelen bezit van de vennootschap die het dividend uitkeert, wordt bij de verrekening rekening gehouden met de belasting betaald in Luxemburg door de vennootschap die het dividend uitkeert met betrekking tot haar inkomsten.

 

  1. In Luxemburg wordt dubbele belasting als volgt opgeheven:

(a) Indien een inwoner van Luxemburg inkomsten verkrijgt of vermogensbestanddelen bezit die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in China mogen worden belast, Luxemburg zal, onder voorbehoud van het bepaalde in de subparagrafen (b), (c) en (d) deze inkomsten of dit vermogen vrijstellen van belasting, maar mag, voor de berekening van het belastingbedrag over de overige inkomsten of het overige vermogen van de inwoner, dezelfde belastingtarieven toepassen als wanneer de inkomsten of het vermogen niet waren vrijgesteld.

(b) Indien een inwoner van Luxemburg inkomsten verkrijgt die overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 12 en artikel 13, leden 4 en 5, in China mogen worden belast, staat Luxemburg een vermindering toe op de belasting over de inkomsten van die inwoner tot een bedrag dat gelijk is aan de in China betaalde belasting. Deze aftrek mag evenwel niet groter zijn dan het gedeelte van de belasting, zoals deze berekend is vóór het verlenen van de aftrek, dat aan deze bestanddelen van het inkomen uit China kan worden toegerekend.

(c) Indien een vennootschap die inwoner is van Luxemburg, dividenden uit Chinese bronnen verkrijgt, stelt Luxemburg deze dividenden vrij van belasting, op voorwaarde dat de vennootschap die inwoner is van Luxemburg, sinds het begin van haar boekjaar een directe deelneming bezit van ten minste 10 procent van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt of van een aankoopprijs van ten minste 50 miljoen LF. De bovengenoemde aandelen in de Chinese vennootschap zijn, onder dezelfde voorwaarden, vrijgesteld van de Luxemburgse vermogensbelasting.

(d) Voor de toepassing van lid 2, onder b), wordt de in China betaalde belasting geacht het bedrag te omvatten van de belasting die in China zou zijn betaald indien deze niet zou zijn vrijgesteld of verminderd overeenkomstig de wetten en voorschriften van China ter bevordering van de economische ontwikkeling in China. Het bedrag aan belasting dat geacht wordt in China te zijn betaald, is:

(i) 10 procent van het brutobedrag van de dividenden in het geval van artikel 10, lid 2, onder b);

(ii) 10 % van het brutobedrag van de rente in het geval van lid 2 van artikel 11; en

(iii) 10 percent van het bedrag van de royalty’s in het geval van lid 2 van Artikel 12.

De bepalingen van deze alinea gelden slechts voor een periode van 15 jaar die aanvangt op 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin deze

Overeenkomst in werking treedt.

ARTIKEL 25

NON-DISCRIMINATIE

  1. Onderdanen van een Verdragsluitende Staat worden in de andere Verdragsluitende Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die andere Verdragsluitende Staat onder dezelfde omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen. De bepalingen van dit lid zijn, niettegenstaande de bepalingen van artikel 1, ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een of van beide Verdragsluitende Staten.

 

  1. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat heeft, is in die andere Verdragsluitende Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Verdragsluitende Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. De bepalingen van dit lid mogen niet zo worden uitgelegd, dat zij een Verdragsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere Verdragsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de samenstelling van het gezin of gezinslasten te verlenen, die eerstbedoelde Staat aan zijn eigen inwoners verleent.

 

  1. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, eerste lid, artikel 11, zevende lid, of artikel 12, zesde lid, van toepassing zijn, zijn interest, royalty’s en andere uitgaven, betaald door een onderneming van een Verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, bij de vaststelling van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstbedoelde Verdragsluitende Staat. Zo ook zijn alle schulden van een onderneming van een Verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat bij de vaststelling van het belastbare vermogen van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij waren aangegaan met een inwoner van de eerstbedoelde Staat Verdragsluitende Staat.

 

  1. Ondernemingen van een Verdragsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere Verdragsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Verdragsluitende Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Verdragsluitende Staat zijn of kunnen worden onderworpen.

 

  1. De bepalingen van dit artikel zijn, niettegenstaande het bepaalde in artikel 2, van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.

ARTIKEL 26

PROCEDURE VOOR ONDERLING OVERLEG

  1. 1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een of van beide Verdragsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Verdragsluitende Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Verdragsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of, indien zijn geval valt onder artikel 25, eerste lid, aan die van de Verdragsluitende Staat waarvan hij onderdaan is. De zaak moet worden voorgelegd binnen drie jaar na de eerste kennisgeving van de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst.

 

  1. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Staat te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, te vermijden. Het bereikte akkoord wordt uitgevoerd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de verdragsluitende staten.

 

  1. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen ter voorkoming van dubbele belasting in gevallen waarvoor in deze Overeenkomst geen voorziening is getroffen.

 

  1. 4. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde een overeenstemming als bedoeld in het tweede en derde lid te bereiken. Wanneer zulks voor het bereiken van overeenstemming dienstig lijkt, kunnen vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten bijeenkomen voor een mondelinge gedachtenwisseling.

ARTIKEL 27

UITWISSELING VAN INFORMATIE

  1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten wisselen zodanige inlichtingen uit als nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van dit Verdrag of aan de nationale wetgeving van de Verdragsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met dit Verdrag, in het bijzonder om het ontgaan van die belastingen te voorkomen. De uitwisseling van informatie wordt niet beperkt door artikel 1. Alle door een Verdragsluitende Staat ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die krachtens de nationale wetgeving van die Verdragsluitende Staat zijn verkregen en worden uitsluitend ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten mogen de informatie alleen voor deze doeleinden gebruiken. Zij mogen de informatie bekendmaken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.

 

  1. 2. In geen geval worden de bepalingen van het eerste lid aldus uitgelegd dat zij een Verdragsluitende Staat de verplichting opleggen:

(a) administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere Verdragsluitende Staat;

(b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn krachtens de wetgeving of in de normale gang van normale gang van zaken in de administratie van die of van de andere Verdragsluitende Staat;

(c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of van een fabrieks- of handelswerkwijze, dan wel

waarvan openbaarmaking in strijd zou zijn met de openbare orde (openbare orde) .

ARTIKEL 28

DIPLOMATIEKE EN CONSULAIRE AMBTENAREN

De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die diplomatieke of consulaire ambtenaren ontlenen aan de algemene regels van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.

ARTIKEL 29

INWERKINGTREDING

Deze Overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag na de datum waarop diplomatieke nota’s zijn uitgewisseld waarin wordt medegedeeld dat de interne juridische procedures die in elk land voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst vereist zijn, zijn voltooid. Deze overeenkomst is van kracht:

(a) met betrekking tot aan de bron geheven belastingen, op inkomsten verkregen op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin deze Overeenkomst

in werking treedt;

(b) met betrekking tot andere belastingen naar het inkomen, en belastingen naar het vermogen, op belastingen die verschuldigd zijn voor enig belastingjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar

volgende op die waarin deze overeenkomst in werking treedt.

ARTIKEL 30

TERMINATIE

Deze Overeenkomst blijft voor onbepaalde tijd van kracht, doch elk van de Overeenkomstsluitende Staten kan op of voor de dertigste juni van elk kalenderjaar dat aanvangt na het verstrijken van een tijdvak van vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst, langs diplomatieke weg aan de andere Overeenkomstsluitende Staat een schriftelijke kennisgeving van beëindiging zenden. In dat geval houdt deze overeenkomst op van kracht te zijn:

(a) met betrekking tot aan de bron geheven belastingen, op inkomsten verkregen op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op dat waarin de kennisgeving is gedaan;

(b) met betrekking tot andere belastingen naar het inkomen, en belastingen naar het vermogen, op belastingen die verschuldigd zijn voor enig belastingjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar

volgende op die waarin de kennisgeving is gedaan.

 

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

 

GEDAAN te Beijing op 12 maart 1994, in twee exemplaren in de Franse, de Chinese en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.

 

Wilt u meer weten over LUXEMBURG met Damalion?

Damalion biedt u advies op maat door direct operationele experts op de gebieden die een uitdaging vormen voor uw bedrijf.
Wij raden u aan zo goed mogelijk informatie te geven, zodat wij uw aanvraag kunnen kwalificeren en binnen de volgende 8 uur contact met u kunnen opnemen.