Selecteer een pagina

CONVENTIE

TUSSEN DE REGERING VAN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG EN DE REGERING VAN OEKRAÏNE
TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING MET BETREKKING TOT
BELASTINGEN OP INKOMEN EN VERMOGEN

 

De regering van het Groothertogdom Luxemburg en de regering van Oekraïne,

geleid door de wens een verdrag te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen,

en hun streven bevestigend om de wederzijdse economische betrekkingen te ontwikkelen en te verdiepen, zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Persoonlijk bereik

Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een van de Verdragsluitende Staten of van beide Verdragsluitende Staten.

Artikel 2

Gedekte belastingen

  1. Dit Verdrag is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een Verdragsluitende Staat of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan.

 

  1. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, waaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken, alsmede belastingen naar het totaalbedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen.

 

  1. De bestaande belastingen die het voorwerp van dit Verdrag uitmaken, zijn:

a) in het geval van Oekraïne:

(i) de belasting op de winsten van ondernemingen, en

(ii) de individuele inkomstenbelasting;

(hierna “Oekraïense belasting” genoemd);

b) in het geval van het Groothertogdom Luxemburg:

(i) de inkomstenbelasting van natuurlijke personen;

(ii) de vennootschapsbelasting;

(iii) de belasting op de honoraria van bestuurders van vennootschappen;

(iv) de vermogensbelasting; en

(v) de gemeentelijke bedrijfsbelasting;

(hierna “Luxemburgse belasting” genoemd).

  1. Het Verdrag is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die door elk van de Verdragsluitende Staten na de datum van ondertekening van dit Verdrag naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten doen elkaar mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetgevingen zijn aangebracht.

 

Artikel 3

Algemene definities

  1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt, tenzij de context anders vereist, verstaan onder

a) betekent de term “Oekraïne”, wanneer gebruikt in geografische zin, het grondgebied van Oekraïne, zijn continentaal plat en zijn exclusieve (maritieme) economische zone, met inbegrip van elk gebied buiten de territoriale zee van Oekraïne dat in overeenstemming met het internationaal recht is of nog zal worden aangewezen als een gebied waarbinnen de rechten van Oekraïne met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond daarvan en hun natuurlijke rijkdommen kunnen worden uitgeoefend;

b) wordt met de term “Luxemburg”, wanneer deze in geografische zin wordt gebruikt, het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg bedoeld;

c) de term “nationaal” betekent:

(i) iedere natuurlijke persoon die de nationaliteit van een Verdragsluitende Staat bezit;

(ii) alle rechtspersonen, vennootschappen of verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een verdragsluitende staat van kracht is;

 

d) wordt met de termen “een Verdragsluitende Staat” en “de andere Verdragsluitende Staat” bedoeld, Oekraïne of Luxemburg, al naar de context vereist;

e) de term “persoon” omvat een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;

f) wordt onder “vennootschap” verstaan iedere rechtspersoon of entiteit die voor belastingdoeleinden met een rechtspersoon wordt gelijkgesteld;

g) betekenen de uitdrukkingen “onderneming van een Verdragsluitende Staat” en “onderneming van de andere Verdragsluitende Staat” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een Verdragsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat;

h) betekent de uitdrukking “internationaal verkeer” alle vervoer met een schip of luchtvaartuig geëxploiteerd door een onderneming van een Verdragsluitende Staat, behalve wanneer het schip of luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die in de andere Verdragsluitende Staat zijn gelegen;

i) wordt met de term “bevoegde autoriteit” bedoeld, in het geval van Oekraïne, het ministerie van Financiën van Oekraïne of zijn gemachtigde vertegenwoordiger, en in het geval van Luxemburg, de minister van Financiën of zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

 

  1. 2. Voor de toepassing van het Verdrag op enig tijdstip door een Verdragsluitende Staat heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat tijdstip volgens de wetgeving van die Staat heeft ter zake van de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is. De betekenis die volgens de toepasselijke belastingwetgeving van die Staat aan de uitdrukking wordt gegeven, heeft voorrang boven een betekenis die volgens andere wetten van die Staat aan de uitdrukking wordt gegeven.

 

Artikel 4

Inwoner

  1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking ‘inwoner van een Verdragsluitende Staat’ iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding, plaats van registratie of enige andere soortgelijke omstandigheid, en omvat die uitdrukking mede die Staat en elk staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan. Deze uitdrukking omvat echter niet een persoon die in die Staat slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in die Staat of van vermogen dat in die Staat is gelegen.

 

  1. 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid van dit artikel inwoner van beide Verdragsluitende Staten is, wordt zijn positie als volgt bepaald:

a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Verdragsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

b) indien niet kan worden bepaald in welke Verdragsluitende Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de Verdragsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waar hij gewoonlijk verblijft;

c) indien hij in beide Verdragsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waarvan hij onderdaan is;

d) indien hij onderdaan is van beide Verdragsluitende Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

 

  1. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid van dit artikel inwoner van beide Verdragsluitende Staten is, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waarin de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.

 

Artikel 5

Vaste inrichting

  1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking “vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

 

  1. De term “vaste inrichting” omvat met name:

a) een plaats van leiding;

b) een tak;

c) een kantoor;

d) een fabriek;

e) een workshop;

f) een installatie of structuur voor de exploratie van natuurlijke hulpbronnen;

g) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen; en

h) een pakhuis of een andere structuur die als verkooppunt wordt gebruikt.

 

  1. De term “vaste inrichting” omvat ook:

a) een bouwplaats, een constructie-, montage- of installatieproject, of daarmee verband houdende werkzaamheden van toezichthoudende aard, doch alleen indien de duur van de bouwplaats, het project of de werkzaamheden meer dan twaalf maanden bedraagt;

b) het verlenen van diensten, daaronder begrepen diensten van raadgevende aard, door een onderneming door middel van werknemers of ander personeel dat door de onderneming voor dat doel is aangetrokken, maar alleen indien werkzaamheden van dien aard (voor hetzelfde of een daarmee samenhangend project) binnen een Verdragsluitende Staat worden voortgezet gedurende een tijdvak of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden een totaal van zes maanden te boven gaan.

 

  1. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking “vaste inrichting” geacht niet te omvatten:

 

a) het gebruik van installaties uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;

b) het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend met het oog op opslag, uitstalling of aflevering;

c) het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend met het oog op de verwerking ervan door een andere onderneming;

d) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

e) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende aard is of het karakter van een hulpwerkzaamheid heeft;

f) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de onder a) tot en met e) genoemde werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van een hulpwerkzaamheid heeft.

 

  1. 5. Indien een persoon, niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger waarop het zesde lid van dit artikel van toepassing is, voor een onderneming werkzaam is, en een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in een Verdragsluitende Staat gewoonlijk uitoefent, of een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar aanhoudt waaruit regelmatig verkoop van die goederen of koopwaar namens de onderneming plaatsvindt, wordt die persoon, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel, geacht in die Staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij deze werkzaamheden beperkt blijven tot die werkzaamheden, genoemd in het vierde lid van dit artikel, welke, indien zij worden uitgeoefend door middel van een filiaal of agentschap, voor die onderneming een vaste inrichting vormen, wordt die onderneming geacht in die Staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid van dit artikel, die, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken.

 

  1. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een Verdragsluitende Staat te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die Staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.

 

  1. De enkele omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst, dat inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.

 

Artikel 6

Inkomsten uit onroerende goederen

  1. 1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat uit onroerende zaken (waaronder begrepen voordelen uit landbouw- of bosbedrijven) die in de andere Verdragsluitende Staat zijn gelegen mogen in die andere Staat worden belast.

 

  1. De uitdrukking “onroerend goed” heeft de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van de Verdragsluitende Staat waarin het desbetreffende goed is gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen. Schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.

 

  1. 2. De bepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit het rechtstreekse gebruik, uit de verhuur of uit het gebruik in enige andere vorm van onroerende goederen.

 

  1. 4. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op de inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen. 5. De bepalingen van het eerste en derde lid zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen die worden gebruikt voor het verrichten van zelfstandige arbeid.

 

Artikel 7

Bedrijfswinsten

  1. De voordelen van een onderneming van een Verdragsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Verdragsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.

 

  1. Onverminderd de bepalingen van het derde lid van dit artikel, kan een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, worden in elk van de Verdragsluitende Staten aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is vestiging.

 

  1. Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten – daaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten – die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders. Geen aftrek wordt echter toegestaan ter zake van bedragen (met uitzondering van die wegens vergoeding van werkelijke kosten) welke eventueel door de vaste inrichting aan de onderneming of een van haar andere kantoren worden betaald bij wijze van royalty’s, vergoedingen of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of bij wijze van commissieloon voor bepaalde diensten of voor het geven van leiding, dan wel, behalve in het geval van een onderneming die het bankbedrijf uitoefent, bij wijze van interest op gelden die door de vaste inrichting aan de onderneming zijn geleend onderneming.

 

  1. Voor zover het in een Verdragsluitende Staat gebruikelijk is om overeenkomstig zijn wetgeving de aan een vaste inrichting toe te rekenen voordelen te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet het tweede lid van dit artikel die Verdragsluitende Staat niet de te belasten voordelen te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn, dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.

 

  1. Er worden geen voordelen aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.

 

  1. Voor de toepassing van de voorgaande leden worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen voordelen vaste inrichting worden bepaald volgens dezelfde methode van jaar tot jaar, tenzij er een goede en voldoende reden is om hiervan af te wijken.

 

  1. Indien in de voordelen bestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van dit Verdrag worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

 

Artikel 8

Internationaal vervoer

  1. Voordelen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts in die Staat belastbaar.

 

  1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder voordelen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer mede verstaan:

a) inkomsten uit de verhuur op basis van verhuur zonder bemanning van schepen of luchtvaartuigen; en

b) winsten uit het gebruik, het onderhoud of de verhuur van containers (met inbegrip van aanhangwagens en bijbehorende uitrusting voor containervervoer) die worden gebruikt voor het vervoer van goederen of koopwaar;

wanneer deze verhuur of dit gebruik, dit onderhoud of deze verhuur, naar gelang van het geval, samenhangt met de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer.

 

  1. 2. Indien voordelen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel worden verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat uit een deelneming in een pool, een gemeenschappelijke onderneming of een internationaal opererend agentschap, zijn de voordelen die aan die inwoner kunnen worden toegerekend slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waarvan hij inwoner is.

 

Artikel 9

Geassocieerde ondernemingen

  1. Waar:

a) een onderneming van een Verdragsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere Verdragsluitende Staat

b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van een Verdragsluitende Staat en een onderneming van de andere Verdragsluitende Staat, en in het ene of in het andere geval tussen de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd, die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die zonder deze voorwaarden zouden zijn opgekomen aan een van de ondernemingen, maar ten gevolge van die voorwaarden haar niet zijn opgekomen, door een Verdragsluitende Staat worden begrepen in de voordelen van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

 

  1. Indien een Verdragsluitende Staat in de voordelen van een onderneming van die Staat voordelen begrijpt – en dienovereenkomstig belast – ter zake waarvan een onderneming van de andere Verdragsluitende Staat in die andere Staat in de belastingheffing is betrokken en deze voordelen bestaan uit voordelen welke de onderneming van de eerstgenoemde Staat zou hebben behaald indien tussen de beide ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, zal die andere Staat het bedrag aan belasting dat in die Staat over die voordelen is geheven, dienovereenkomstig aanpassen. Bij de vaststelling van deze aanpassing wordt naar behoren rekening gehouden met de overige bepalingen van dit Verdrag en plegen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten zo nodig met elkaar overleg.

 

Artikel 10

Dividenden

  1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

 

  1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat, mogen echter ook in die Staat worden belast overeenkomstig de wetgeving van die Staat, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:

a) 5 procent van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap (niet zijnde een maatschap of een vennootschap onder firma) is die rechtstreeks ten minste 20 procent bezit van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt;

b) 15 procent van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen. Dit lid laat onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.

 

  1. De uitdrukking ‘dividenden’, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, of andere rechten, met uitzondering van schuldvorderingen, die aanspraak geven op een aandeel in de winst, alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de wetgeving van de Staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing worden onderworpen als inkomsten uit aandelen.

 

  1. De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid van dit artikel zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In zulke geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van dit Verdrag van toepassing.

 

  1. Indien een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere Verdragsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere Staat of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van een in die andere Staat gevestigde vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van een aldaar gevestigd vast middelpunt behoort, noch de dividenden van het lichaam onderwerpen aan enige belasting, tenzij de dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere Staat.

niet-uitgedeelde winst aan een belasting op de niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de uitgekeerde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere staat afkomstig zijn.

 

Artikel 11

Rente

  1. Interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.

 

  1. Interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat mag echter ook in die Staat worden belast overeenkomstig de wetgeving van die Staat, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest een inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:

a) 5 percent van het brutobedrag van de interest, in het geval van interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald op leningen, van welke aard ook, verstrekt door een bank of een andere financiële instelling van de andere Staat, waaronder begrepen investeringsbanken en spaarbanken;

b) 10 % van het brutobedrag van de rente in alle andere gevallen.

 

  1. 3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid van dit artikel is interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat die de uiteindelijk gerechtigde is, vrijgesteld van belasting in de eerstbedoelde Staat indien de interest werd betaald ter zake van een lening aangegaan, gegarandeerd of verzekerd, of ter zake van een andere schuldvordering of krediet gegarandeerd of verzekerd namens de andere Verdragsluitende Staat door zijn bevoegd orgaan.

 

  1. De uitdrukking “interest”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, daaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen.

 

  1. 4. De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid van dit artikel zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van dit Verdrag van toepassing.

 

  1. Interest wordt geacht uit een Verdragsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar inwoner is van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest worden geacht zich voor te doen in de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.

 

  1. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de betaler en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de betaler en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.

 

Artikel 12

Royalty’s

  1. 1. Royalty’s afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

 

  1. Royalty’s afkomstig uit een Verdragsluitende Staat mogen echter ook in die Staat worden belast overeenkomstig de wetgeving van die Staat, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s een inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:

 

a) 5 procent van het brutobedrag van de in lid 3, onder a), van dit artikel bedoelde betalingen;

b) 10 procent van het brutobedrag van de in lid 3, onder b), van dit artikel bedoelde betalingen.

 

  1. De term “royalty’s”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook, ontvangen als tegenprestatie voor:

a) het gebruik van, of het recht van gebruik van, een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor inlichtingen (knowhow) omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap;

b) het gebruik van, of het recht van gebruik op, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap (met inbegrip van bioscoopfilms en films of geluidsbanden voor radio- of televisie-uitzendingen).

 

  1. 3. De bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de royalty’s afkomstig zijn een bedrijf uitoefent door een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty’s worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van dit Verdrag van toepassing.

 

  1. Royalty’s worden geacht uit een Verdragsluitende Staat afkomstig te zijn indien zij worden betaald door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de royalty’s betaalt, of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de royalty’s worden betaald, was aangegaan, en deze royalty’s ten laste komen van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, dan zijn deze royalty’s worden geacht zich voor te doen in de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.

 

  1. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde royalty’s, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, om welke reden ook hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.

 

Artikel 13

Meerwaarden

  1. 1. Voordelen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat uit de vervreemding van onroerende zaken, zoals bedoeld in artikel 6 van dit Verdrag en die zijn gelegen in de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

 

  1. Voordelen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat uit de vervreemding van:

a) aandelen die niet op een erkende effectenbeurs zijn genoteerd en die hun waarde of het grootste deel van hun waarde rechtstreeks of middellijk ontlenen aan in de andere Verdragsluitende Staat gelegen onroerende goederen, of

b) een deelneming in een personenvennootschap waarvan de activa hoofdzakelijk bestaan uit in de andere Verdragsluitende Staat gelegen onroerende goederen, of uit aandelen bedoeld in onderdeel a) hierboven, in die andere Staat mogen worden belast.

 

  1. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat heeft, of van roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, waaronder mogen de voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of met de gehele onderneming) of van het vaste middelpunt, in die andere Staat worden belast.

 

  1. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die door een onderneming van een Verdragsluitende Staat in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen of luchtvaartuigen, zijn slechts in die Verdragsluitende Staat belastbaar.

 

  1. 5. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid van dit artikel zijn slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.

 

Artikel 14

Onafhankelijke persoonlijke diensten

  1. Voordelen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij hij in de andere Verdragsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vast middelpunt beschikt. Indien hij over een dergelijk vast middelpunt beschikt, mogen de inkomsten in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan dat vaste middelpunt kunnen worden toegerekend.

 

  1. De term “professionele diensten” omvat met name zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.

 

Artikel 15

Afhankelijke persoonlijke diensten

  1. 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20 van dit Verdrag zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere Verdragsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldus wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere Staat worden belast.

 

  1. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid van dit artikel is de beloning verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat ter zake van een in de andere Verdragsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien:

 

a) de ontvanger in de andere staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in een tijdvak van twaalf maanden beginnend of eindigend in het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan; en

b) de beloning wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is; en

c) de bezoldiging komt niet ten laste van een vaste inrichting die, of van een vast middelpunt dat de werkgever in de andere Staat heeft.

 

  1. 1. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mag de beloning verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip, vaartuig of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, worden belast in de Verdragsluitende Staat waarvan de onderneming die het schip, vaartuig of luchtvaartuig exploiteert inwoner is.

 

Artikel 16

Vergoedingen van bestuurders

Directeursbeloningen en andere soortgelijke betalingen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van een ander soortgelijk orgaan van een lichaam dat inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

 

Artikel 17

Artiesten en sporters

  1. 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 van dit Verdrag, mogen voordelen of inkomsten, verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat als artiest, zoals een toneelspeler, een film-, radio-, of televisieartiest of een musicus, of als sportbeoefenaar, uit zijn persoonlijke werkzaamheden als zodanig die worden verricht in de andere Verdragsluitende Staat, worden belast in die andere Staat.

 

  1. Indien voordelen of inkomsten ter zake van persoonlijke werkzaamheden die door een artiest of een sportbeoefenaar in die hoedanigheid worden verricht, niet aan de artiest of sportbeoefenaar zelf toekomen, maar aan een andere persoon, mogen die voordelen of inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15 van dit Verdrag, worden belast in de Verdragsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht.

 

  1. 3. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel, zijn de in dit artikel bedoelde voordelen vrijgesteld van belasting in de Verdragsluitende Staat waarin de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht, indien deze werkzaamheden in hoofdzaak worden gefinancierd uit de openbare middelen van een of van beide Verdragsluitende Staten, of worden verricht in het kader van een culturele samenwerkingsovereenkomst tussen de verdragsluitende staten.

 

Artikel 18

Pensioenen

  1. 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, tweede lid, van dit Verdrag zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een Verdragsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.

 

  1. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn pensioenen en uitkeringen krachtens de socialezekerheidswetgeving of krachtens een pensioenregeling van een Verdragsluitende Staat, slechts in die Staat belastbaar.

 

Artikel 19

Overheidsdienst

  1. a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een Verdragsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam, zijn slechts in die Staat belastbaar.

b) Niettegenstaande de bepalingen van subparagraaf a) van dit lid, is deze beloning slechts belastbaar in de andere Verdragsluitende Staat indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner is van die Staat die:

(i) onderdaan is van die staat, of

(ii) niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die Staat is geworden.

  1. a) Pensioenen betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door, een Verdragsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam, zijn slechts in die Staat belastbaar.

b) Niettegenstaande de bepalingen van subparagraaf a) van dit lid, is dit pensioen slechts belastbaar in de andere Verdragsluitende Staat indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.

 

  1. De bepalingen van de artikelen 15, 16, 17 en 18 van dit Verdrag zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten, bewezen in het kader van een op winst gericht bedrijf, uitgeoefend door een Verdragsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

 

Artikel 20

Studenten

  1. Betalingen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, die inwoner is of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een Verdragsluitende Staat inwoner was van de andere Verdragsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in de eerstbedoelde Staat niet belastbaar, mits deze betalingen aan hem worden gedaan uit bronnen buiten die Staat.

 

  1. Inkomsten die een student of een leerling ontvangt voor zijn werkzaamheden, verricht in de Verdragsluitende Staat waar hij zich uitsluitend ten behoeve van zijn studie of opleiding bevindt, zijn in die Staat niet belastbaar. Deze vrijstelling geldt slechts voor een tijdvak van ten hoogste twee jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de betrokkene voor het eerst in deze staat aankomt om daar een opleiding te volgen.

 

Artikel 21

Overige inkomsten

  1. Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een Verdragsluitende Staat, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van dit Verdrag zijn behandeld, zijn slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.

 

  1. De bepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende zaken zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, van dit Verdrag, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van dit Verdrag van toepassing.

 

Artikel 22

Kapitaal

  1. 1. Vermogen bestaande uit onroerende zaken, zoals bedoeld in artikel 6 van dit Verdrag, dat een inwoner van een Verdragsluitende Staat bezit en dat is gelegen in de andere Verdragsluitende Staat, mag in die andere Staat worden belast.

 

  1. Vermogen bestaande uit roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat heeft, of uit roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, mag in die andere Staat worden belast.

 

  1. Vermogen bestaande uit schepen en luchtvaartuigen die door een onderneming van een Verdragsluitende Staat in internationaal verkeer worden geëxploiteerd alsmede uit roerende goederen die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen en luchtvaartuigen, is slechts in die Verdragsluitende Staat belastbaar.

 

  1. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een Verdragsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.

 

Artikel 23

Afschaffing van dubbele belasting

  1. Met inachtneming van de bepalingen van de Oekraïense wet betreffende de afschaffing van dubbele belasting (hetgeen geen afbreuk doet aan het algemene beginsel van dit Verdrag), wordt Luxemburgse belasting die krachtens de wetgeving van Luxemburg en in overeenstemming met dit Verdrag is betaald over in Luxemburg gelegen winsten, inkomsten uit bronnen binnen Luxemburg of belastbaar vermogen, verrekend met Oekraïense belasting die wordt berekend over dezelfde winsten, inkomsten of vermogen waarover de Er wordt Luxemburgse belasting betaald.

 

  1. Behoudens de bepalingen van de Luxemburgse wet tot afschaffing van dubbele belasting (die geen afbreuk doen aan het algemene beginsel van deze wet), wordt dubbele belasting in Luxemburg als volgt afgeschaft:

a) Indien een inwoner van Luxemburg inkomsten verkrijgt of vermogensbestanddelen bezit die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Oekraïne mogen worden belast, zal Luxemburg, onder voorbehoud van de bepalingen van de volgende subparagrafen b) en c) deze inkomsten of dit vermogen vrijstellen van belasting.

b) Indien een inwoner van Luxemburg inkomsten verkrijgt die overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 12 van deze Overeenkomst in Oekraïne mogen worden belast, verleent Luxemburg een vermindering op de belasting naar het inkomen van die inwoner tot een bedrag dat gelijk is aan de in Oekraïne betaalde belasting.

c) Indien een lichaam dat inwoner is van Luxemburg, dividenden verkrijgt uit Oekraïense bronnen, stelt Luxemburg deze dividenden vrij van belasting, op voorwaarde dat het lichaam dat inwoner is van Luxemburg, sinds het begin van zijn boekjaar rechtstreeks ten minste 10% bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt en indien dit lichaam in Oekraïne onderworpen is aan een inkomstenbelasting die overeenkomt met de Luxemburgse vennootschapsbelasting. De bovenvermelde aandelen in de Oekraïense vennootschap zijn, onder dezelfde voorwaarden, vrijgesteld van de Luxemburgse vermogensbelasting.

 

  1. 3. De aftrekken waarin een Verdragsluitende Staat ingevolge het eerste lid of ingevolge het tweede lid, letter b), van dit artikel voorziet, overschrijden in geen van de gevallen dat deel van de belasting naar het inkomen of van de vermogensbelasting, zoals deze is berekend vóór het verlenen van de aftrek, dat naar gelang van het geval kan worden toegerekend aan het inkomen of aan het vermogen, dat in die Staat mag worden belast.

 

  1. 1. Indien in overeenstemming met enige bepaling van het Verdrag door een inwoner van een Verdragsluitende Staat verkregen inkomen of bezeten vermogen is vrijgesteld van belasting in die Staat, mag die Staat niettemin bij het berekenen van het belastingbedrag over het overige inkomen of vermogen van die inwoner, rekening houden met het vrijgestelde inkomen of vermogen.

 

  1. 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid van dit artikel worden voordelen, inkomsten en vermogenswinsten verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat die in overeenstemming met dit Verdrag in de andere Verdragsluitende Staat mogen worden belast, geacht afkomstig te zijn uit bronnen in die andere Verdragsluitende Staat.

 

Artikel 24

Non-discriminatie

  1. Onderdanen van een Verdragsluitende Staat worden in de andere Verdragsluitende Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die andere Staat onder dezelfde omstandigheden, in het bijzonder ter zake van verblijf, zijn of kunnen worden onderworpen. Deze bepaling is, niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 van dit Verdrag, ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een of van beide Verdragsluitende Staten.

 

  1. Staatlozen die inwoner zijn van een Verdragsluitende Staat, worden in geen van de Verdragsluitende Staten aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van de betrokken Staat onder dezelfde omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.

 

  1. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.

 

  1. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, eerste lid, artikel 11, zevende lid, of artikel 12, zesde lid, van dit Verdrag van toepassing zijn, zijn interest, royalty’s en andere uitgaven, betaald door een onderneming van een Verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, bij de vaststelling van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat. Zo ook zijn alle schulden van een onderneming van een Verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat bij de vaststelling van het belastbare vermogen van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij waren aangegaan met een inwoner van de eerstbedoelde Staat.

 

  1. Ondernemingen van een Verdragsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere Verdragsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.

 

  1. Dit artikel mag in geen enkel opzicht aldus worden uitgelegd, dat het een van de Verdragsluitende Staten verplicht aan natuurlijke personen die geen inwoner zijn van die Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de samenstelling van het gezin of gezinslasten te verlenen, die eerstbedoelde Staat aan zijn eigen inwoners verleent, of de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen bij de belastingheffing die worden verleend aan natuurlijke personen die wel inwoner zijn, volgens criteria die niet in de algemene belastingwetgeving zijn opgenomen.

 

  1. De bepalingen van dit artikel zijn, niettegenstaande het bepaalde in artikel 2, van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.

 

Artikel 25

Procedure voor onderling overleg

  1. Indien een inwoner van een Verdragsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van een van de Verdragsluitende Staten of van beide Verdragsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Verdragsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of, indien zijn geval valt onder artikel 24, eerste lid, van dit Verdrag, aan die van de Verdragsluitende Staat waarvan hij onderdaan is].

Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.

 

  1. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Staat te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met het Verdrag, te vermijden. Het bereikte akkoord wordt uitgevoerd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de verdragsluitende staten.

 

  1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van het Verdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen.

 

  1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde een overeenstemming in de zin van de voorgaande leden te bereiken.

 

Artikel 26

Uitwisseling van informatie

  1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten wisselen zodanige inlichtingen uit als naar verwachting van belang zijn voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag of voor de administratie of de handhaving van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de Verdragsluitende Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met het Verdrag. De uitwisseling van informatie wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.

 

  1. Alle door een Verdragsluitende Staat ingevolge het eerste lid ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die volgens de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarnaar in het eerste lid wordt verwezen, of bij het toezicht op het bovenstaande. Deze personen of autoriteiten mogen de informatie alleen voor deze doeleinden gebruiken. Zij mogen de informatie bekendmaken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen. Niettegenstaande het voorgaande kan door een Verdragsluitende Staat ontvangen informatie voor andere doeleinden worden gebruikt indien deze informatie volgens de wetgeving van beide Staten voor deze andere doeleinden kan worden gebruikt en de bevoegde autoriteit van de verstrekkende Staat dit gebruik toestaat.

 

  1. In geen geval worden de bepalingen van het eerste en tweede lid aldus uitgelegd, dat zij een Verdragsluitende Staat de verplichting opleggen:

a) administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere Verdragsluitende Staat;

b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn krachtens de wetgeving of in de normale gang van zaken in de administratie van die of van de andere Verdragsluitende Staat;

c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde (openbare orde).

 

  1. Indien een Verdragsluitende Staat overeenkomstig dit artikel om inlichtingen verzoekt, wendt de andere Verdragsluitende Staat zijn maatregelen tot het verzamelen van inlichtingen aan om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen, ook al heeft die andere Staat deze inlichtingen wellicht niet nodig voor zijn eigen belastingdoeleinden. De in de voorgaande zin vervatte verplichting is onderworpen aan de beperkingen van het derde lid, maar deze beperkingen mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat zij een Verdragsluitende Staat toestaan te weigeren inlichtingen te verstrekken uitsluitend omdat hij geen binnenlands belang heeft bij die informatie.

 

  1. 4. In geen geval worden de bepalingen van lid 3 zo uitgelegd dat zij een Verdragsluitende Staat toestaan te weigeren inlichtingen te verstrekken uitsluitend omdat de inlichtingen berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreedt, of omdat de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.

 

Artikel 27

Leden van diplomatieke of permanente missies en consulaire posten

De bepalingen van dit Verdrag tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die uit hoofde van de algemene regels van het volkenrecht of uit hoofde van de bepalingen van bijzondere overeenkomsten zijn verleend aan leden van diplomatieke of permanente vertegenwoordigingen of consulaire posten.

 

Artikel 28

Inwerkingtreding

Elk van de Verdragsluitende Staten stelt de andere langs diplomatieke weg in kennis van de voltooiing van de door zijn nationale wetgeving vereiste procedures voor het in werking treden van dit Verdrag. Dit Verdrag treedt in werking op de datum van de laatste van deze kennisgevingen en is daarna van kracht:

a) met betrekking tot aan de bron geheven belastingen, op inkomsten die verkregen zijn op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het Verdrag in werking treedt;

b) met betrekking tot andere belastingen naar het inkomen en belastingen naar het vermogen, op belastingen die verschuldigd zijn voor enig belastingjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin het Verdrag in werking treedt.

 

Artikel 29

Beëindiging

Dit Verdrag blijft van kracht totdat het door een van de Verdragsluitende Staten wordt beëindigd. Elk van de Verdragsluitende Staten kan het Verdrag langs diplomatieke weg beëindigen door ten minste zes maanden voor het einde van enig kalenderjaar te beginnen na het verstrijken van vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag kennis te geven van de beëindiging. In dat geval houdt het Verdrag op van toepassing te zijn:

 

a) met betrekking tot aan de bron geheven belastingen, op inkomsten die zijn verworven op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de kennisgeving is gedaan;

b) met betrekking tot andere belastingen naar het inkomen en belastingen naar het vermogen, op belastingen die verschuldigd zijn voor enig belastingjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de kennisgeving is gedaan.

 

Wilt u meer weten over LUXEMBURG met Damalion?

Damalion biedt u advies op maat door direct operationele experts op de gebieden die een uitdaging vormen voor uw bedrijf.
Wij raden u aan zo goed mogelijk informatie te geven, zodat wij uw aanvraag kunnen kwalificeren en binnen de volgende 8 uur contact met u kunnen opnemen.